In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een horecabedrijf, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn exploitatie- en alcoholwetvergunning door de burgemeester van Alphen aan den Rijn. Het primaire besluit tot intrekking was genomen op 2 juni 2022 en zou ingaan zes weken na verzending, wat zou betekenen dat de vergunningen per 14 juli 2022 zouden vervallen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de intrekking van de vergunningen ingrijpende gevolgen zou hebben voor zijn bedrijf en gezin.
Tijdens de zitting op 11 juli 2022, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak inhoudelijk behandeld. De burgemeester heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de intrekking van de vergunningen noodzakelijk was voor de openbare orde en veiligheid. De voorzieningenrechter heeft echter overwogen dat de belangen van verzoeker, die zijn bron van inkomsten zou verliezen en zijn woning zou moeten verkopen, zwaarder wegen dan het belang van de openbare orde bij onmiddellijke intrekking van de vergunningen. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen tot en met 25 juli 2022, de datum waarop een inhoudelijke uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden gedaan. Alle verdere beslissingen zijn aangehouden tot die uitspraak.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de schorsing van het primaire besluit tot en met de uitspraak op 25 juli 2022 bevestigd, en houdt verdere beslissingen aan tot die datum.