ECLI:NL:RBDHA:2022:16297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
AWB - 22 _ 4053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 mei 2022, waarbij haar aanvraag om een urgentieverklaring is afgewezen. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan. In de procedure is vastgesteld dat verzoekster een griffierecht van € 184,- verschuldigd was, dat uiterlijk twee weken na ontvangst van de nota betaald moest worden. De gemachtigde van verzoekster is bij brief van 20 juli 2022 geïnformeerd dat het griffierecht uiterlijk op 1 augustus 2022 betaald moest worden en dat een betalingsbewijs naar de griffie van de rechtbank gestuurd diende te worden. Verzoekster heeft echter het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald en er is geen betalingsbewijs ingezonden. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom kennelijk niet-ontvankelijk is. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar maken. De voorzieningenrechter heeft besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4053 HUISV
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 augustus 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. K. Jevtovic),
tegen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: C.R. Kross).

Overwegingen

1. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 mei 2022 (het primaire besluit), waarbij haar aanvraag om een urgentieverklaring is afgewezen. Voorts heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om uitspraak te doen met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In artikel 8:82, eerste lid, van de Awb is bepaald dat van de verzoeker een griffierecht wordt geheven. Hiervoor heeft verzoekster een nota ontvangen. In de nota staat dat het griffierecht van € 184,- uiterlijk twee weken na de datum op deze nota moet zijn bijgeschreven op de in de nota vermelde bankrekening van de rechtspraak. Verder staat in de nota dat als verzoekster het griffierecht niet op tijd betaalt, zij het risico loopt dat de voorzieningenrechter het verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaart.
Bij brief van 20 juli 2022 is de gemachtigde van verzoekster meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk op 1 augustus 2022 moet worden betaald en dat daarvan een betalingsbewijs dient te worden gezonden naar het e-mailadres van de griffie van de rechtbank. Daarbij is nogmaals gewezen op de gevolgen indien hieraan niet wordt voldaan.
Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter op grond van artikel 8:82, derde lid, van de Awb in samenhang met artikel 8:41, zesde lid, van de Awb het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Verzoekster heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald en er is geen betalingsbewijs ingezonden. Niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan dit verontschuldigbaar is.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.