ECLI:NL:RBDHA:2022:169

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
NL21.20236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met internationale bescherming en schorsing van overdracht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die internationale bescherming geniet in Oostenrijk, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, waarop verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening en heeft toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat op het beroep is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 759,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20236

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] (V-nummer: [V-nummer 1] ), verzoekster,

mede namens haar minderjarig kinderen:
[naam minderjarige 1](V-nummer: [V-nummer 2] )
, [naam minderjarige 2](V-nummer: [V-nummer 3] ) en
[naam minderjarige 3](V-nummer: [V-nummer 4] ),
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij in Oostenrijk internationale bescherming geniet.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij bericht van 11 januari 2022 verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden. Verweerder heeft daarbij vermeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening en tegen veroordeling in de proceskosten van de voorlopige voorziening. Verweerder heeft verder toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen.
De rechtbank heeft verzoekster bij bericht van 12 januari 2022 in de gelegenheid gesteld om op het bericht van verweerder te reageren.
Bij bericht van 12 januari 2022 heeft verzoekster verzocht om het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep toe te wijzen en verweerder te veroordelen in de proceskosten. Zij heeft daarbij aangegeven ervan uit te gaan dat de zitting niet door zal gaan.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft bij bericht van 11 januari 2022 te kennen gegeven zich niet tegen toewijzing van de gevraagde voorziening te verzetten en de voorzieningenrechter ziet ook overigens geen beletselen om deze toe te wijzen. Daarom zal de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toewijzen, het bestreden besluit schorsen en bepalen dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist. De behandeling van het beroep is aangehouden in afwachting van de uitkomst van een door verweerder bij de Oostenrijkse autoriteiten in te dienen informatieverzoek, als bedoeld in artikel 34 van Verordening 604/2013 (Dublinverordening).
3. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Fransen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.H.L. de Vries, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.