In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die internationale bescherming geniet in Oostenrijk, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel in Nederland. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde deze aanvraag niet-ontvankelijk, waarop verzoekster beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening en heeft toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Oostenrijk totdat op het beroep is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 759,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.