ECLI:NL:RBDHA:2022:1692

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
09/091739-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen verdachte wegens onttrekking van minderjarige aan wettig gezag met geweld en bedreiging

In deze jeugdstrafzaak is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk onttrekken van een minderjarige, [slachtoffer], aan het wettig gezag en opzicht van de Jeugdbescherming. De feiten spelen zich af tussen 12 maart 2021 en 31 maart 2021, waarbij de verdachte [slachtoffer] actief hielp na haar weglopen uit een instelling. De officier van justitie stelt dat de verdachte op 31 maart 2021 geweld en bedreiging met geweld heeft gebruikt om [slachtoffer] te onttrekken aan het toezicht van de instelling. De verdediging betwist de beschuldigingen en stelt dat de onttrekking op die datum al was geëindigd, omdat [slachtoffer] op dat moment door de politie was teruggebracht naar de instelling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 maart 2021 daadwerkelijk geweld heeft gebruikt door een getuige vast te pakken en dat hij [slachtoffer] heeft geholpen te ontsnappen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onttrekken van [slachtoffer] aan het wettig gezag, en dat er sprake was van geweld. De verdachte heeft bekend dat hij [slachtoffer] opzettelijk heeft onttrokken aan het gezag, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlastelegging bewezen is.

De rechtbank legt een werkstraf op van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en past het jeugdstrafrecht toe, rekening houdend met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn psychische problematiek. De rechtbank benadrukt het belang van begeleiding en hulpverlening voor de verdachte, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/091739-21
Datum uitspraak: 3 maart 2022
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 17 februari 2022.
De officier van justitie in deze zaak is mr. M.J. Mos en de advocaat van de verdachte is mr. O.P. Kuit te Den Haag. De verdachte is ter zitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte wordt er, na wijziging van de tenlastelegging, samengevat, van beschuldigd dat hij in de periode van 12 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 in Alphen aan den Rijn, Zeist en/of Houten opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , heeft onttrokken en onttrokken heeft gehouden aan het wettig over haar gestelde gezag en dat hij daarbij op 31 maart 2021 list, geweld en/of bedreiging met geweld heeft gebruikt.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij stelt dat de verdachte [slachtoffer] actief heeft geholpen nadat zij was weggelopen bij [de instelling] , door in de periode van 12 tot 31 maart 2021 plannen met haar te maken over het weglopen, te zorgen dat zij ergens onderdak kreeg en door instanties niet te vertellen waar [slachtoffer] verbleef. Daarnaast heeft de verdachte op 31 maart 2021 [slachtoffer] onttrokken aan het toezicht van degene die met dat toezicht was belast door geweld en bedreiging met geweld. De officier van justitie baseert zich daarbij, kortgezegd, op de verklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] , op de verklaringen van de verdachte en op de tap gesprekken op de telefoon van de verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het oorspronkelijk ten laste gelegde, maar ten aanzien van de wijziging bepleit dat de onttrekking van het gezag op 31 maart 2021 al was geëindigd. [slachtoffer] was immers juist die dag door de politie teruggebracht naar [de instelling] en daar overgedragen aan de begeleiders. Het geweld en de dreiging met geweld die door de verdachte zouden zijn gepleegd, zien dan ook op een nieuwe poging tot onttrekking aan het wettelijk gezag. Een poging tot onttrekking is aan de verdachte echter niet ten laste gelegd. Immers, de bedreiging is in de gewijzigde tenlastelegging gekoppeld aan de onttrekking van 12 tot en met 31 maart 2021. Indien de rechtbank daar een ander oordeel over is toegedaan, bepleit de verdediging dat van geweld bezigen geen sprake is geweest, nu er geen pijn of letsel gemeld is.
3.3
De beoordeling
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de periode van 12 tot en met 31 maart 2021 [slachtoffer] opzettelijk onttrokken heeft gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag. De verdachte wist dat [slachtoffer] onder toezicht was gesteld en dat zij bij [de instelling] moest wonen maar dat zij daar was weggelopen. Hij heeft haar geholpen om onder de radar te blijven door te zorgen dat zij onderdak had en de plek waar zij verbleef niet te melden aan de jeugdbescherming of de begeleiders van [de instelling] .
Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of op de avond van 31 maart 2021 sprake is geweest van een nieuwe onttrekking van [slachtoffer] door de verdachte en of daarbij list en/of geweld en/of dreiging met geweld heeft plaatsgevonden zoals vermeld in de wijziging van de tenlastelegging.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 maart 2021 is [slachtoffer] door GGZ-transport teruggebracht naar [de instelling] in Alphen aan den Rijn, de plek waar zij in het kader van een ondertoezichtstelling met een machtiging tot uithuisplaatsing door de rechtbank was geplaatst. Uit de telefoongesprekken van de verdachte blijkt dat de verdachte samen met [slachtoffer] diverse plannen had gemaakt om haar ‘uit te breken’ zodra zij bij [de instelling] zou aankomen. De verdachte heeft in deze gesprekken tegen [slachtoffer] gezegd dat hij een schroevendraaier en nitraten mee zou nemen en dat hij zich in de bosjes zou verstoppen totdat het GGZ-transport zou arriveren, om daarna uit de bosjes te rennen en personen te tackelen.
Toen [slachtoffer] op 31 maart 2021 arriveerde bij [de instelling] sprong de verdachte daadwerkelijk uit de bosjes en rende hij naar de personen die bij [slachtoffer] stonden. [slachtoffer] rende vervolgens het terrein van [de instelling] af.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer] vanaf het moment dat zij met het GGZ-transport bij [de instelling] aankwam, weer onder de invloedsfeer van [de instelling] en Jeugdbescherming West stond . Door het tumult dat de verdachte veroorzaakte kon [slachtoffer] wegrennen en lukte het haar om van het terrein van [de instelling] af te komen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat hier niet slechts sprake is van een poging, maar van een voltooide onttrekking aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende. Immers, [slachtoffer] werd, na een achtervolging door een medewerkster van [de instelling] en met hulp van een motoragent, uiteindelijk staande gehouden bij de Gasfabriek, hetgeen buiten het terrein van [de instelling] is gelegen. Nu de tenlastelegging spreekt over een onttrekking van een minderjarige “op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 maart 2021 tot en met 31 maart 2021”, is de rechtbank van oordeel dat door de onttrekking van de avond van 31 maart 2021 sprake is van onttrekking van [slachtoffer] die binnen de tenlastelegging valt.
De tweede vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of er geweld
of dreiging met geweld werd gebezigd tijdens het onttrekken van [slachtoffer] aan het opzicht van [de instelling] .
Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij, toen hij achter [slachtoffer] aan rende, door de verdachte aan zijn jas bij zijn schouder werd vastgepakt en dat de verdachte aan hem trok. Hoewel er geen sprake is van pijn of letsel, is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat wel sprake is geweest van het bezigen van geweld. Immers, het enkele trekken aan de schouder levert (al is het de ondergrens) wel geweld op.
De rechtbank vindt niet bewezen dat de verdachte heeft gedreigd met geweld door naar de [getuige 1] een dreigende gevechtshouding aan te nemen, nu uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij zich niet bedreigd heeft gevoeld. Evenmin acht de rechtbank bewezenverklaard dat de verdachte heeft gedreigd met geweld door zichtbaar een schroevendraaier ter hand te nemen. De verdachte heeft consequent verklaard dat hij weliswaar een schroevendraaier bij zich had, maar dat hij deze alleen heeft vastgepakt om deze vervolgens in de sloot te gooien. Uit het dossier blijkt niet anders. Dat de verdachte heeft gedreigd met geweld acht de rechtbank desalniettemin bewezen, gezien de plotselinge verschijning van de verdachte, die er duidelijk op gericht was [slachtoffer] te ‘bevrijden’ en daarnaast is ook nog een nitraat gevonden, waarvan de verdachte aangeeft dat hij deze heeft meegenomen.
In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen. De rechtbank volstaat met een opsomming, nu de verdachte dit feit heeft bekend en nadien voor het overige geen vrijspraak is bepleit.

4.De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen, en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De bewezenverklaring is opgenomen in bijlage III.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

Het bewezen feit wordt gekwalificeerd als:
Opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over haar gesteld gezag en opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent, terwijl geweld en bedreiging met geweld is gebezigd.
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

6.De straf en/of maatregel

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een werkstraf voor de duur van 120 uur geëist, waarvan 40 uur voorwaardelijk, en daarnaast vijf dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. Daarnaast wordt toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. Hij heeft de rechtbank voorts gevraagd rekening te houden met de psychische problematiek en de jeugdige leeftijd van de verdachte, waardoor hij niet goed in staat is geweest zijn keuzes rationeel te maken. Hij heeft erop gewezen dat de verdachte veel geleerd heeft van de voorlopige hechtenis en dat hij inzicht toont in zijn gedragingen, waardoor de kans op recidive nihil dan wel laag is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrokken houden van zijn vriendin [slachtoffer] aan het gezag van Jeugdbescherming west en aan het onttrekken van [slachtoffer] aan het toezicht van [de instelling] . Hoewel het lijkt dat [slachtoffer] zelf wilde weglopen heeft de verdachte er voor gezorgd dat zij een verblijfplek had en wist hij waar zij gedurende de hele periode was. Hij heeft dit niet aan de hulpverlening laten weten, terwijl hij wel met deze hulpverlening in contact stond. De rechtbank rekent hem dit aan, vooral omdat er ernstige zorgen waren over [slachtoffer] . Om die reden was zij immers ook uit huis geplaatst.
De verdachte en [slachtoffer] zijn nog jong en hebben een relatie. De verdachte wil alles voor [slachtoffer] doen, omdat hij bang is dat zij bij hem weggaat als hij haar niet helpt, maar ook om te voorkomen dat zij met slechte contacten in aanraking komt. De rechtbank heeft hier oog voor, maar kan er niet aan voorbij om tegen de verdachte te zeggen dat dit niet de manier is om je liefde voor iemand te tonen. Door [slachtoffer] te helpen heeft hij dit keer zelfs een strafbaar feit gepleegd. De rechtbank zal echter met de goede bedoelingen van de verdachte rekening houden bij de strafoplegging.
Strafblad
De rechtbank stelt aan de hand van de Justitiële Documentatie van 20 januari 2022 vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. De rechtbank weegt dit mee in het voordeel van de verdachte.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 28 juli 2021 van Fivoor. Door Fivoor is als volgt gerapporteerd.
Betrokkene kent een belast verleden waarbij hij zowel op school, als binnen hulpverleningsinstellingen als in contact met zijn ouders trauma's opgelopen heeft. Hier ervaart hij klachten van, zoals bijvoorbeeld herbelevingen, gevoelens van angst en onmacht en nachtmerries waarvan hij niet weet hoe hij hier mee om moet gaan. In een poging deze te onderdrukken rookt hij dagelijks cannabis.
Vanuit een gemis aan aansluiting in zijn kinderjaren lijkt contact binnen een partnerrelatie die hij nu heeft extreem belangrijk voor hem. Hij lijkt van hieruit bereid om heel ver met de ander mee te bewegen en lijkt zijn leven rondom die ander in te richten. Hij lijkt hierbij niet meer na te denken over de consequenties die dit voor hem kan hebben en/of is van mening dat de consequenties het contact waard zijn. Deze loyaliteit lijkt bij betrokkene verder te gaan dan bij mensen in dezelfde leeftijd als betrokkene. Wanneer hij door de ander teleurgesteld wordt lijken de gevoelens die dit oproepen hem te overspoelen, waardoor hij in paniek lijkt te raken.
Het lukt betrokkene op dit moment niet goed om structuur in zijn leven aan te brengen. Hij verblijft noodgedwongen op verschillende plekken terwijl een vaste eigen plek hem veel rust zou kunnen brengen. De relatie met zijn ouders is door gebeurtenissen in het verleden echter niet van dien aard dat een langdurig verblijf bij één van hen nog een optie lijkt. Van aansturing of beïnvloeding vanuit ouders is geen sprake meer. Betrokkene lijkt, ondanks eerdere slechte ervaringen, echter wel in enige mate open te staan voor begeleiding door andere volwassenen, zoals hulpverleners.
De reclassering ziet in voorgaande een verband met het hem ten laste gelegde. Het is de reclassering duidelijk dat betrokkene, om recidive te voorkomen, hulp, ondersteuning en begeleiding nodig heeft. Welke vorm van hulpverlening nodig is, is de reclassering echter nog niet duidelijk. Hiervoor is diagnostiek noodzakelijk. Deze kan plaatsvinden bij YOUZ, forensische polikliniek Fivoor of het Jong Volwassenen Team van Brijder verslavingszorg. Middels diagnostiek kan duidelijkheid verkregen worden of en welke problematiek bij betrokkene een rol speelt. De reclassering verwacht dat er een vorm van ambulante behandeling noodzakelijk zal zijn. Voorgenoemde instellingen zijn tevens instellingen die deze behandeling zouden kunnen bieden. Een kortdurende opname mogelijkheid is gezien het middelengebruik van betrokkene hierbij van meerwaarde. Middels deze korte opname
mogelijkheid zou betrokkene in een detox opgenomen kunnen worden indien dit noodzakelijk geacht zal worden. Diagnostiek kan uitsluitend plaatsvinden wanneer hij abstinent is. Tevens ziet de reclassering een meerwaarde voor betrokkene waar dit het wonen binnen een begeleide woonvorm betreft. Ambulante begeleiding is nodig om hem te helpen zijn leven op praktisch gebied (school, werk, hobby's, contact met instanties) in te richten. Een meldplicht bij de reclassering is geïndiceerd om erop toe te zien dat betrokkene zich aan de bijzondere voorwaarden zal houden.
De heer Hortensius heeft, namens de jeugdreclassering, als deskundige ter zitting verklaard dat het voor de toekomst zaak is dat de verdachte aan zichzelf gaat werken. Voordat de verdachte negatief is terug gemeld, is gekeken of hij bij de Brijder terecht kon. Door wachtlijsten is dat echter niet van de grond gekomen. Na de negatieve terugmelding is er slechts een aantal keer telefonisch contact met de verdachte geweest. Het is nog steeds niet duidelijk welke instelling het beste voor hem is. Wie de behandeling gaat uitvoeren, is ook afhankelijk van waar de verdachte op dat moment woont. Ook dat is nog niet duidelijk. Hopelijk kan de verdachte zijn opleiding vervolgen en behaalt hij zijn diploma. Een contactverbod met [slachtoffer] als bijzondere voorwaarde is mogelijk, maar zal niet voorkomen dat zij elkaar blijven opzoeken.
Door de verdachte is ter terechtzitting verklaard dat dat hij fulltime als magazijnmedewerker werkt. Daarnaast is hij bezig om zijn opleiding over te plaatsen naar een vestiging van zijn opleiding in Zoetermeer, zodat hij zijn cijfers kan behouden. De verdachte vindt zelf ook dat er iets moet gebeuren en dat hij hulp en begeleiding nodig heeft. Blowen doet de verdachte inmiddels een stuk minder, maar ook daar wil hij graag van af. Hij stond aangemeld bij de Trubendorffen, maar is daar niet aangenomen omdat er te veel complicaties zijn. De verdachte is nog steeds samen met [slachtoffer] . Hij brengt haar een paar keer per week naar school en in het weekend mag zij van haar ouders bij hem zijn.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
Door de officier van justitie en de raadsman is om toepassing van het jeugdstrafrecht verzocht. De verdachte lijkt open te staan voor hulpverlening. Daarnaast is er een groot belang voor continuering van zijn school. Gelet op voornoemde adviseert Fivoor toepassing van het jeugdstrafrecht, maar adviseert de begeleiding bij de volwassenreclassering.
De rechtbank neemt het advies van Fivoor over en past het jeugdstrafrecht toe.
Op te leggen straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte een werkstraf opleggen voor de duur van 80 uren, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Op die manier ervaart de verdachte de consequenties van zijn gedrag en daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat de verdachte bijzondere voorwaarden krijgt om te zorgen dat hij de hulp en begeleiding krijgt die voor hem noodzakelijk is.
De rechtbank heeft zich verbaasd over het grote aantal alternatieve uitvoerders dat in het rapport van de reclassering Fivoor wordt genoemd bij de voorwaarden betreffende behandeling, begeleiding en verblijf, maar heeft die wel opgenomen in de in dit vonnis opgenomen voorwaarden omdat daarover inhoudelijk met de reclassering Fivoor niet kon worden afgestemd.
De rechtbank ziet, conform het advies van Fivoor, aanleiding om de begeleiding van de verdachte door de volwassenreclassering te laten plaatsvinden. Hoewel de band tussen de verdachte en de jeugdreclasseerder goed is, is, gelet op de leeftijd en de persoonlijkheid van de verdachte, volwassenreclassering het meest passend. Bovendien past volwassenreclassering ook het meest bij het soort hulp en ondersteuning die de verdachte nu nodig heeft. De rechtbank vraagt de jeugdreclasseerder er voor te zorgen dat er een warme overdracht naar de volwassenreclassering plaatsvindt.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77c, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 279 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hieronder in bijlage III is omschreven;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf en/of maatregel
veroordeelt de verdachte tot
een
werkstrafvoor de duur van 80 uur
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 5 dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze werkstraf wordt afgetrokken;
bepaalt dat de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal plaatsvinden op 2 uur per dag;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
40 uurniet ten uitvoer zal worden gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de verdachte ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich gedurende een door GGZ reclassering Fivoor te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
gedurende de proeftijd meewerkt aan behandeling door YOUZ, forensische polikliniek Fivoor, Middin, Parnassia Groep, de Viersprong, de Waag, Jeugdformaat, Impegno, het Jong Volwassen Team van Brijder verslavingszorg of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering;
gedurende de proeftijd verblijft bij Vast en Verder, Housing First, KTC Jeugdformaat, Cardea, Prodeba, stichting PerspeKtief, Leger des Heils, Anton Constandse, Fonteynenburg, Kwintes en/of Exodus of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
zich gedurende de proeftijd laat begeleiden door Humanitas, Prodeba of Coach25, of een soortgelijke instantie, zolang de reclassering dit nodig acht;
geeft opdracht aan GGZ reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorlopige hechtenis
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.G. de Lange-Tegelaar, kinderrechter, voorzitter,
mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter,
en mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 3 maart 2022.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op (een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 12 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 te Alphen aan den Rijn en/of Zeist en/of Houten, althans in Nederland, opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op 14 augustus 2004, heeft
onttrokken en/of onttrokken heeft gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende,
terwijl hij op 31 maart 2021 te Alphen aan den Rijn door verdachte list, geweld en/of bedreiging met geweld is gebezigd, te weten door – terwijl die [slachtoffer] door medewerkers van de GGZ ( [getuige 1] en/of [getuige 4] ) werd overgedragen aan medewerkers van Jeugdzorginstelling [de instelling] ( [getuige 2] en/of [getuige 3] ) en/of die medewerkers de vluchtende [slachtoffer] achtervolgden:
- die [getuige 1] vast te pakken (aan zijn jas) en/of vervolgens aan die [getuige 1] te trekken en/of naar die [getuige 1] een dreigende gevechtshouding aan te nemen en/of
- naar die [getuige 2] een dreigende en/of agressieve houding aan te nemen en/of die [getuige 2] de doorgang te versperren en/of
- die [getuige 3] de doorgang te versperren en/of
- een stuk vuurwerk (nitraat) op het terrein van genoemde instelling gooien en/of
- zichtbaar een schroevendraaier ter hand te nemen.
Bijlage II
Opgave van bewijsmiddelen
1. De verklaring van de verdachte op de zitting van 17 februari 2022;
2. Het proces-verbaal van politie nummer PL1500-2021091167-6 (pagina 122-124 van het dossier), inhoudende de verklaring van [getuige 3] ;
3. Het proces-verbaal van politie nummer DH7R021033-12 (pagina 126-127 van het dossier), inhoudende de verklaring van [getuige 1] ;
4. Het proces-verbaal van politie nummer DH7R021033-16, van uitwerking van een afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek (pagina 91-96 het dossier).
Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Bijlage III
De bewezenverklaring
dat hij op meer tijdstippen in de periode van 12 maart 2021 tot en met 31 maart 2021 te Alphen aan den Rijn en Zeist opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer] , geboren op 14 augustus 2004, heeft onttrokken en onttrokken heeft gehouden aan het wettig over haar gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefende,
terwijl hij op 31 maart 2021 te Alphen aan den Rijn door verdachte geweld en bedreiging met geweld is gebezigd, te weten door – terwijl die [slachtoffer] door medewerkers van de GGZ ( [getuige 1] en [getuige 4] ) werd overgedragen aan medewerkers van Jeugdzorginstelling [de instelling] ( [getuige 2] en [getuige 3] ) en die medewerkers de vluchtende [slachtoffer] achtervolgden:
- die [getuige 1] vast te pakken (aan zijn jas) en vervolgens aan die [getuige 1] te trekken en
- naar die [getuige 2] een dreigende en agressieve houding aan te nemen en die [getuige 2] de doorgang te versperren en
- die [getuige 3] de doorgang te versperren en
- een stuk vuurwerk (nitraat) op het terrein van genoemde instelling gooien.
Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal (ook) daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.