ECLI:NL:RBDHA:2022:1723

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
C/09/621320 / FA RK 21-7976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van een moeder over haar minderjarige kind na ernstige zorgen over de opvoeding en verzorging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2022 uitspraak gedaan over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren in Somalië. Het verzoek tot beëindiging van het gezag werd ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden, naar aanleiding van ernstige zorgen over het welzijn van de minderjarige. De moeder had in september 2021 met haar andere kinderen naar Italië geëmigreerd, terwijl de minderjarige achterbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder zich onttrok aan haar verantwoordelijkheden en dat er sprake was van pedagogische en emotionele verwaarlozing van de minderjarige. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de minderjarige een belast verleden heeft en dat er zorgen zijn over haar ontwikkeling.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder het feit dat de minderjarige sinds 2018 uit huis geplaatst is en dat er geen reëel perspectief is op terugplaatsing bij de moeder. De Raad heeft verzocht om de benoeming van een gecertificeerde instelling als voogd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het gezag van de moeder beëindigd moet worden, omdat zij niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige te dragen. De rechtbank heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering benoemd tot voogd over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de moeder heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

rechtbank DEN HAAG
Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: FA RK 21-7976 / C/09/621320
Datum uitspraak: 7 maart 2022
Beschikking van de Enkelvoudige Kamer
Beëindiging gezag
in de zaak naar aanleiding van het op 23 november 2021 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] , Somalië,
hierna ook te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw]

de moeder,
feitelijk verblijvende te [verblijfplaats] Italië,
advocaat: mr. H. van der Heide-Boertien, te Den Haag,
De rechtbank merkt als informant aan:

de gecertificeerde instelling:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
de beoogd voogd.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het Raadsrapport d.d. 17 november 2021;
  • het verweerschrift van de advocaat moederszijde, d.d. 16 februari 2022.
Op 21 februari 2022 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder (via Skype);
  • de advocaat van de moeder;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • een tolk in de Somalische taal, mevrouw [tolk]
[minderjarige] is op 21 februari 2022 voorafgaand aan de zitting in raadkamer gehoord.

Feiten

  • De moeder is bij beschikking d.d. 1 december 2020 van deze rechtbank alleen met het gezag over [minderjarige] belast.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij een vriendin uit het netwerk van de moeder, mevrouw [tante] (hierna te noemen: de tante).

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt het gezag van de moeder over [minderjarige] te beëindigen en de gecertificeerde instelling te benoemen tot voogd over [minderjarige] .
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. [minderjarige] heeft een belast verleden. Ze is op zevenjarige leeftijd samen met haar broer naar Nederland gekomen en met de moeder herenigd. Sinds augustus 2018 is [minderjarige] voor het eerst uit huis geplaatst binnen het vrijwillig kader. Hierna heeft zij op diverse plekken gewoond. Op dit moment woont [minderjarige] weer bij de tante en staat zij op de wachtlijst voor een gezinshuis. Er zijn ernstige zorgen over het welzijn van [minderjarige] . De moeder is op 21 september 2021 met haar vijf andere kinderen naar Italië geëmigreerd omdat haar partner daar woont. [minderjarige] wilde niet bij de stiefvader wonen en is achtergebleven. De moeder heeft zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid voor de opvoeding en verzorging van [minderjarige] en ondanks herhaalde pogingen van de betrokken partijen is het niet gelukt om met de moeder in gesprek te gaan over hoe zij het gezag over [minderjarige] zou kunnen blijven uitoefenen in Italië. De moeder is na haar vertrek een aantal maanden niet bereikbaar geweest voor [minderjarige] . Voor het vertrek van de moeder was er reeds sprake van ernstige pedagogische en emotionele verwaarlozing van [minderjarige] door de moeder. De moeder heeft belastende Whatsapp-berichten naar [minderjarige] gestuurd en de onderlinge verhouding en dynamiek tussen de moeder en [minderjarige] is ernstig verstoord. Het is van belang dat [minderjarige] een duidelijk en concreet perspectief krijgt over waar zij kan gaan opgroeien. [minderjarige] woont al sinds juli 2019 niet meer bij de moeder en de Raad ziet geen reëel perspectief op terugplaatsing bij de moeder. De Raad verzoekt daarom om het gezag van de moeder te beëindigen en de voogdij bij de gecertificeerde instelling te beleggen.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad en heeft ter zitting naar voren gebracht dat besloten is om [minderjarige] weer tijdelijk bij de tante te plaatsen omdat [minderjarige] zich niet op haar plek voelde in het gezinshuis. Er wordt nu gekeken voor een logeerhuis of een ander gezinshuis waar het beter klikt. [minderjarige] krijgt geen geld van de moeder en de moeder heeft eerder geld van haar bankrekening gehaald. Als de gecertificeerde instelling de voogdij krijgt kunnen zij de hulpverlening en praktische zaken regelen voor [minderjarige] .
Door en namens de moeder is verweer gevoerd. De moeder heeft naar voren gebracht dat ze de keuze aan [minderjarige] heeft gelaten om mee te gaan naar Italië. De afgelopen paar jaar verliep het contact tussen [minderjarige] en de moeder niet goed. De moeder heeft geprobeerd contact te zoeken, maar [minderjarige] wilde niet terug naar huis. De moeder wil het gezag en de regie niet kwijt. [minderjarige] wordt niet goed verzorgd door de hulpverlening. Recent heeft [minderjarige] de moeder gebeld nadat ze ruzie had gekregen op de groep, de moeder heeft er toen voor gezorgd dat [minderjarige] bij de tante kan verblijven. De moeder is niet van plan binnenkort terug naar Nederland te komen. [minderjarige] is altijd welkom, maar de moeder kan haar niet dwingen om naar Italië te komen. De advocaat heeft naar voren gebracht dat het niet goed gaat met [minderjarige] en dat de moeder het gezag wil behouden om een vinger aan de pols te kunnen houden. Er is nog steeds geen diagnose en de moeder wil dat er onderzoek wordt gedaan naar de geestelijke gesteldheid van [minderjarige] . Op dit moment is [minderjarige] al twee weken niet naar school geweest. De moeder is nog steeds een belangrijk figuur voor [minderjarige] en de moeder heeft zo veel mogelijk gedaan om [minderjarige] te ondersteunen. De moeder heeft altijd samen gewerkt met de hulpverlening en is sinds haar vertrek naar Italië altijd aanwezig bij overleggen via videobellen. Er moet eerst worden ingezet op een lichtere maatregel, namelijk een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing in het vrijwillig kader. De moeder verzoekt daarom om het verzoek af te wijzen.

Beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
De rechtbank is van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [minderjarige] een belaste voorgeschiedenis met een migratieachtergrond heeft. Er zijn zorgen over de pedagogische en emotionele verwaarlozing van [minderjarige] door de moeder. Uit onderzoek in 2019 is gebleken dat bij [minderjarige] sprake is van een hechtingsstoornis en een licht verstandelijke beperking. [minderjarige] is sinds 2018 uit huis geplaatst in het vrijwillig kader in verband met de ernstig verstoorde relatie tussen [minderjarige] en de moeder. Aanvankelijk in het netwerk van de moeder, sinds juni 2021 in een logeerhuis en inmiddels weer in het netwerk van de moeder. [minderjarige] staat op de wachtlijst voor een plaatsing in een gezinshuis. In september 2021 heeft de moeder de keuze gemaakt om te emigreren naar Italië zonder [minderjarige] . Volgens de gecertificeerde instelling, betrokken bij [minderjarige] in het kader van preventieve jeugdbescherming, werkt de moeder niet samen met de hulpverlening, Zij heeft zonder overleg met de gemeente [minderjarige] achtergelaten en is vertrokken naar Italië waardoor problemen zijn ontstaan met de financiering van hulp voor [minderjarige] . De situatie met de moeder is volgens de gecertificeerde instelling mede daardoor onwerkbaar geworden. Zij lijkt ervan uit te gaan dat de instanties voor [minderjarige] zullen zorgen. Door alsdus te handelen geeft de moeder al langere tijd geen invulling meer aan haar gezag en de verwachting is niet dat de moeder binnenkort zal terugkeren naar Nederland en de verzorging en opvoeding voor [minderjarige] op zich zal en kan nemen. Het lukt de moeder niet om zaken voor [minderjarige] vanuit Italië in Nederland te organiseren. Dit heeft consequenties voor [minderjarige] en de spanning bij haar is zichtbaar. [minderjarige] heeft aangegeven bij de mentor van het logeerhuis dat zij zich erg alleen voelt en het gevoel te hebben dat zij niemand meer heeft. De aanvaardbare termijn voor [minderjarige] is dan ook verstreken en het is van belang dat er duidelijkheid en rust komt voor [minderjarige] over haar perspectief en dat haar belangen worden behartigd en praktische zaken worden geregeld. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder daarom toewijzen.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich zowel ter zitting als schriftelijk bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden.

Beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
de moeder: [de vrouw] , geboren op [geboortedag 2] 1988 te [geboorteplaats] , Somalië,
over de minderjarige:
-
[minderjarige]geboren op [geboortedag 1] 2006 te [geboorteplaats] , Somalië,
benoemt tot voogd over voormelde minderjarige:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gelast de griffier deze beslissing te laten aantekenen in het gezagsregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2022 door mr. M.P. Meeuwisse, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.