ECLI:NL:RBDHA:2022:178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
NL21.11342
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen buiten behandelingstelling opvolgende asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, die de Algerijnse nationaliteit bezit. Eiser had op 3 juli 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat eiser het aanvraagformulier M35-O onvolledig en onduidelijk had ingevuld. Eiser kreeg de kans om zijn aanvraag binnen een week te completeren, maar heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn aanvraag, ondanks dat hij op 22 september 2021 een bericht had ontvangen dat hij met onbekende bestemming was vertrokken. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ontvankelijk is, maar dat de asielaanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. Eiser heeft niet voldoende informatie verstrekt en heeft geen documenten ter onderbouwing ingediend. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van eiser dat de informatie wel voldoende is, niet kan leiden tot een ander oordeel.

De rechtbank heeft de beslissing van de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenverdeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11342
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer] (gemachtigde: mr. S.S. Ilahi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 13 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met het voornemen van de rechtbank om buiten zitting uitspraak te doen. Verweerder heeft op dit voornemen niet gereageerd. Daarom doet de rechtbank met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij op [Geb. datum] 1989 is geboren en dat hij de Algerijnse nationaliteit bezit. Hij heeft op 3 juli 2021 een opvolgende asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser volgens verweerder het aanvraagformulier M35-O onvolledig en niet duidelijk heeft ingevuld. In het voornemen van 3 juli 2021 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld om binnen één week de aanvraag compleet te maken.
3. Eiser heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt en eiser heeft ook geen zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen met verwijzing naar het voornemen.
4. Wat eiser tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd wordt in het onderstaande besproken.
1. Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Allereerst is ter beoordeling of eiser belang heeft bij de beoordeling van zijn aanvraag. Van verweerder is op 22 september 2021 een bericht ontvangen dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Uit de reactie van de gemachtigde van eiser hierop blijkt dat eiser in Nederland in strafrechtelijke detentie verblijft. Niet gezegd kan worden dat eiser geen prijs meer stelt op asielrechtelijke bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook belang heeft bij de beoordeling van zijn asielaanvraag. Het beroep van eiser is dan ook ontvankelijk.
6. Een asielaanvraag kan buiten behandeling worden gesteld, indien de vreemdeling heeft nagelaten te antwoorden op verzoeken om informatie te verstrekken die van wezenlijk belang is voor zijn aanvraag.2 Uit de uitspraak van de Afdeling3 van 21 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:574, volgt dat verweerder tot buitenbehandelingstelling kan overgaan, als de informatie die een vreemdeling heeft verstrekt in het kennisgevingsformulier onvoldoende is om de asielaanvraag inhoudelijk te behandelen, en een vreemdeling ook naar aanleiding van een later verzoek om informatie, bijvoorbeeld in het voornemen, daarmee in gebreke blijft.
7. Verweerder heeft in het voornemen vermeld dat eiser niet heeft aangegeven welke informatie hij heeft verkregen, welke gebeurtenis zich heeft voorgedaan, waarom de informatie niet eerder is ingebracht en waarom de nieuwe informatie op eiser van toepassing is. Daarbij zijn er ook geen documenten ter onderbouwing ingebracht. Het M35-O formulier is daarmee onvolledig en niet duidelijk ingevuld, aldus verweerder. Eiser is in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag binnen een week te completeren.
8. Vaststaat dat eiser hierop niet heeft gereageerd. De informatie in het M35-O formulier heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden om de opvolgende asielaanvraag in behandeling te kunnen nemen. De enkele stelling van eiser in beroep dat die informatie wél voldoende is, kan niet tot een ander oordeel leiden.
9. De stelling van eiser in beroep dat het gewijzigde beleid van verweerder tot een ander oordeel zou moeten leiden dan in zijn vorige asielprocedure, betekent niet dat verweerder gehouden was om over te gaan tot een inhoudelijke beoordeling van de asielaanvraag. Eiser heeft noch in het formulier, noch in een zienswijze toegelicht waarom het gewijzigde beleid voor hem van belang is. Eiser heeft in het formulier summier vermeld dat zijn familie hem heeft verteld dat zich in 2020 en 2021 gebeurtenissen hebben voorgedaan in Algerije waardoor hij gezocht wordt door de politie en gevangenisstraf dreigt. Eiser heeft noch bij het formulier, noch bij zienswijze deze informatie nader gepreciseerd en stukken ter onderbouwing overgelegd. Dat eiser hiertoe niet in staat was door inbewaringstelling volgt de rechtbank niet. Eiser heeft bij het voornemen van 2 juli 2021 een week de tijd gekregen om zijn aanvraag te completeren. De inbewaringstelling vond pas op 12 juli 2021, dus na het verstrijken van die week, plaats.
10. De asielaanvraag is terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond.
2 Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
11. Voor een proceskostenverdeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR18807275

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u daartegen binnen één week na bekendmaking beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.