ECLI:NL:RBDHA:2022:1809
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren op [geboortedag] 1971 met de Roemeense nationaliteit, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris, waarin was vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan in Nederland had. Dit besluit was gebaseerd op het feit dat eiser niet had aangetoond dat hij werkzaam was of over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser ontving sinds 13 februari 2019 een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet en had meerdere perioden in Nederland verbleven, voor het laatst vanaf 28 februari 2018.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet in geschil is dat hij geen werkzoekende is en geen arbeid als zelfstandige verricht. De kern van het geschil was of eiser als werknemer rechtmatig verblijf had. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf had, omdat hij niet kon aantonen dat hij inkomsten uit arbeid in loondienst had. De rechtbank hechtte geen waarde aan de door eiser overgelegde arbeidsovereenkomst, omdat uit gegevens van Suwinet bleek dat hij geen reële en daadwerkelijke arbeid had verricht.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris de hoorplicht in bezwaar niet had geschonden, omdat er op voorhand geen twijfel mogelijk was dat de bezwaren van eiser niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Aangezien geen van de beroepsgronden slaagde, verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2022.