ECLI:NL:RBDHA:2022:1831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van werknemer na herseninfarct
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Justitie en Veiligheid en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen over de toekenning van een WIA-uitkering aan een werknemer die na een herseninfarct arbeidsongeschikt was. De werknemer, die als operationeel manager werkte, had op 18 juni 2019 een WIA-uitkering aangevraagd na een herseninfarct op 12 september 2017. De verzekeringsarts van de verweerder had de werknemer onderzocht en vastgesteld dat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 78,74%. De rechtbank heeft het beroep van de minister ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig te werk waren gegaan en dat de medische beoordeling van de werknemer niet onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de werknemer niet voldeed aan de criteria voor volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid zoals vastgelegd in de Wet WIA. De uitspraak benadrukt dat de manier waarop iemand zijn gezondheidsklachten ervaart niet voldoende is om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te nemen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was om een verzekeringsarts als deskundige te benoemen, en dat de geduide functies passend waren voor de functionele mogelijkheden van de werknemer.