ECLI:NL:RBDHA:2022:1833

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
NL21.18125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag Somaliër wegens gebrek aan nieuwe elementen en terugkeerbesluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Somaliër, eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiser had een opvolgende asielaanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder op 11 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen dit besluit behandeld. Eiser stelde dat hij geboren is in Somalië en dat hij eerder een asielaanvraag had ingediend die was afgewezen. Hij voerde aan dat er nieuwe elementen waren die zijn aanvraag relevant maakten, waaronder informatie over gedwongen rekrutering door Al Shabaab. De rechtbank oordeelde echter dat de door eiser ingebrachte informatie niet als nieuw element kon worden beschouwd, omdat deze niet specifiek genoeg was om zijn eerdere verklaringen te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat er geen nieuwe relevante elementen waren en dat de asielaanvraag daarom niet-ontvankelijk was. Tevens werd vastgesteld dat er al een terugkeerbesluit was genomen in een eerdere procedure, waardoor een nieuw terugkeerbesluit niet nodig was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en er werd geen kostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18125

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 11 november 2021 heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.18126, op 2 februari 2022 op zitting behandeld te Breda. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en van Somalische nationaliteit te zijn.
2. Eiser heeft eerder, op 10 september 2019, een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat zijn broer eind 2014 is vermoord door
[naam 2] en dat eisers vader medio 2018 een telefoontje van iemand van [naam 2] kreeg met het verzoek om eiser zich te laten aansluiten bij [naam 2]. Eisers vader heeft niet op het verzoek gereageerd en een reisagent ingeschakeld om eiser het land te laten ontvluchten.
3. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 3 januari 2020 afgewezen. Verweerder heeft weliswaar geloofwaardig geacht dat eisers broer in 2014 is vermoord door [naam 2], maar niet dat [naam 2] in 2018 heeft geprobeerd om eiser te rekruteren. Eisers beroep tegen dat besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, op 13 februari 2020 ongegrond verklaard. [1] De Afdeling [2] heeft het hoger beroep tegen die uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. [3] Het besluit van 3 januari 2020 staat daarmee in rechte vast.
4. Eiser heeft op 2 september 2021 een nieuwe asielaanvraag ingediend. Eiser heeft ter ondersteuning daarvan landeninformatie overgelegd waaruit blijkt dat gedwongen rekrutering plaatsvindt door [naam 2] buiten het door hen gecontroleerde gebied.
5. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. [4] Verder heeft verweerder in dit besluit bepaald dat nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd omdat eerst onderzoek zal worden verricht naar adequate opvang van eiser in het land van herkomst.
6. Bij besluit van 1 februari 2022 heeft verweerder het besluit van 11 november 2021 gewijzigd in die zin, dat eiser uitstel van vertrek krijgt gedurende het nader onderzoek naar adequate opvang op grond van paragraaf A3/6.1 van de Vc, [5] uiterlijk tot eiser de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt of eerder als er, omdat is komen vast te staan dat adequate opvang beschikbaar is, een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd.
7. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting betoogd dat het besluit van 1 februari 2022 te laat is ingebracht, aangezien dit niet uiterlijk tien dagen voor de zitting is ingediend.
8. De rechtbank acht de late indiening van het besluit van 1 februari 2022 in dit geval niet in strijd met een goede procesorde. Gezien de beperkte omvang van het besluit gaat de rechtbank ervan uit dat eiser daarvan voor de zitting kennis heeft kunnen nemen. Ter zitting is gebleken dat de gemachtigde van eiser daarop ook adequaat heeft kunnen reageren. De rechtbank heeft het besluit van 1 februari 2022 daarom aan het dossier toegevoegd.
9. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [6] richt het beroep van eiser zich van rechtswege mede tegen dit aanvullend besluit.
De besluiten van 11 november 2021 en 1 februari 2022 vormen tezamen ‘het bestreden besluit’.
Beroepsgronden
10. Eiser heeft bij zijn opvolgende aanvraag een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 10 februari 2021 overgelegd, met daarin opgenomen landeninformatie uit openbare bronnen over (gedwongen) rekrutering van kinderen en (jong)volwassenen door [naam 2] buiten [naam 2] in Somalië (zoals Mogadishu).
Eiser heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat verweerder deze informatie ten onrechte niet heeft geaccepteerd als nieuwe elementen of bevindingen. Volgens eiser staat op basis van de door hem ingebrachte informatie vast dat jonge kinderen in Mogadishu werden gerekruteerd. Eiser heeft in beroep aanvullende informatie ingebracht, namelijk rapporten van Mary Harper over ‘
forced recruitment’in Somalië en ‘
forced recruitment of civilians by armed actors (state and non-state)’.
Nieuwe elementen of bevindingen
11. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij de opvolgende aanvraag ingebrachte informatie over rekrutering door [naam 2] in onder andere Mogadishu de eerder afgelegde verklaringen van eiser niet alsnog aannemelijk maken. Verweerder heeft daarbij overwogen dat het algemene informatie betreft, die niets zegt over de specifieke situatie van rekrutering zoals eiser die heeft beschreven in zijn relaas. De ingebrachte informatie is door verweerder daarom niet als nieuw element beschouwd.
12. De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak van deze rechtbank van 13 februari 2020 is overwogen dat uit de destijds ingebrachte informatie uit algemene bronnen (Algemeen Ambtsbericht, EASO-rapport en VN-rapport over de mensenrechtensituatie in Somalië) niet volgt dat er in Mogadishu gedwongen rekrutering van jonge kinderen plaatsvindt op de manier die eiser heeft beschreven. Eiser heeft met de thans overgelegde algemene informatie blijkbaar alsnog willen onderbouwen dat er in Mogadishu gedwongen rekrutering plaatsvindt op de manier die eiser heeft beschreven.
13. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiser met de overgelegde informatie zijn eerder afgelegde verklaringen niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Een belangrijke overweging in de uitspraak van de rechtbank van 13 februari 2020 was immers ook dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van [naam 2] staat, aangezien hij vaag en onvoldoende concreet heeft verklaard. Die vaagheid is met het overleggen van aanvullende algemene informatie niet ongedaan gemaakt.
14. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eisers opvolgende asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het ontbreken van relevante nieuwe elementen of bevindingen. Eisers beroepsgronden treffen geen doel.
Ontbrekend terugkeerbesluit en uitstel van vertrek
15. Vervolgens zal ambtshalve worden beoordeeld of verweerder bij het bestreden besluit mocht bepalen dat wordt gewacht met het nemen van een terugkeerbesluit in combinatie met het verlenen van uitstel van vertrek. De vraag rijst of verweerder bevoegd is om dat te doen, gelet op de bepaling in artikel 45 van de Vw dat een besluit tot afwijzing van een asielaanvraag van rechtswege geldt als terugkeerbesluit.
16. In dit geval is sprake van een besluit op een opvolgende asielaanvraag. Het besluit van 3 januari 2020, waarbij eisers eerste asielaanvraag werd afgewezen, bevat tevens een terugkeerbesluit. Zoals al hiervoor al is gememoreerd, staat dat besluit in rechte vast. In artikel 62a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw staat dat als er reeds eerder een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, en daaraan geen gevolg is gegeven, geen nieuw terugkeerbesluit nodig is.
17. Vastgesteld wordt dat verweerder in het bestreden besluit geen acht heeft geslagen op het feit dat er al een terugkeerbesluit was en dat eiser daaraan geen gevolg heeft gegeven. Evenmin is het nog lopende terugkeerbesluit ingetrokken. Gelet daarop heeft de mededeling in het bestreden besluit dat (nog) geen terugkeerbesluit wordt genomen, geen betekenis. De aanvulling in het besluit van 1 februari 2022 behelst een uitstel van vertrek gedurende nader onderzoek van verweerder naar de mogelijkheden van adequate opvang uiterlijk tot het moment dat eiser de achttienjarige leeftijd heeft bereikt. Eiser heeft die leeftijd bereikt op 27 februari 2022. Dus op die datum is het verleende uitstel van vertrek geëindigd.
18. De rechtbank ziet in de hiervoor beschreven gang van zaken geen reden om het bestreden besluit te vernietigen, nu verweerder geen nieuw terugkeerbesluit hoefde uit te vaardigen.
Slotoverwegingen
19. De conclusie is dat verweerder terecht de asielaanvraag niet-ontvankelijk heeft verklaard. Ook overigens is er geen reden om het bestreden besluit te vernietigen.
20. Er is geen aanleiding voor een kostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.zaaknummer 202001194/1/V2.
4.Vreemdelingenwet 2000.
5.Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Algemene wet bestuursrecht.