ECLI:NL:RBDHA:2022:1953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
NL22.2304
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
  • Ż.A. Meinert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van overdracht aan Italië en weigering PCR-test

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die op 7 februari 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was geïnformeerd over zijn voorgenomen overdracht aan Italië op 24 februari 2022, heeft bezwaar gemaakt tegen deze overdracht. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen om zijn uitzetting te voorkomen. De voorzieningenrechter heeft, gezien de onverwijlde spoed, besloten om zonder zitting uitspraak te doen.

De voorzieningenrechter overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. In dit geval was er sprake van een dreigende uitzetting, maar op 23 februari 2022 heeft verweerder medegedeeld dat de uitzetting was geannuleerd omdat verzoeker niet had meegewerkt aan een vereiste PCR-test. Hierdoor was er geen spoedeisend belang meer voor verzoeker bij de gevraagde voorziening.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen concrete uitzetting meer op handen was. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.2304
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer 1]
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Croonen).

Procesverloop

Verweerder heeft verzoeker op 7 februari 2022 kenbaar gemaakt dat hij op 24 februari 2022, om 10:55 uur per vliegtuig (vluchtnummer [nummer 2]) zal worden overgedragen aan Italië.
Verzoeker heeft op 11 februari 2022 bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen overdracht en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ter voorkoming daarvan.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb [1] kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan ook in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak worden gedaan zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Gelet op de omstandigheid dat de opvangvoorzieningen van verzoeker op korte termijn dreigen te worden beëindigd en de onzekerheid die heerst omtrent een naderende uitzetting uit Nederland, maakt de voorzieningenrechter gebruik van deze bevoegdheid.
3. Het bezwaar is gericht tegen de voorgenomen feitelijke uitzetting van verzoeker naar Italië. Dit is een handeling die op grond van artikel 72, derde lid, van de Vw [2] met een besluit is gelijkgesteld.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4. Verweerder heeft op 23 februari 2022 medegedeeld dat de voorgenomen uitzetting van verzoeker is geannuleerd omdat verzoeker niet heeft meegewerkt aan een PCR-test.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker geen spoedeisend belang meer bij de gevraagde voorziening omdat er geen concrete uitzetting meer op handen is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
6. De uitzetting kan geen doorgang vinden vanwege het gebrek aan medewerking van verzoeker aan een PCR-test. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch meegedeeld op 23 februari 2022 om 17:33 uur aan de gemachtigde van verweerder en om 17:41 uur aan de gemachtigde van verzoeker.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Vreemdelingenwet 2000.