ECLI:NL:RBDHA:2022:1999

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
20/6518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet met betrekking tot uitzicht op inkomensverbetering

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had op 23 maart 2020 een aanvraag ingediend, die door het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland was afgewezen. Het college stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarde van 'geen zicht op inkomensverbetering'. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 2 februari 2022 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl het college werd vertegenwoordigd door twee medewerkers.

De rechtbank heeft overwogen dat om in aanmerking te komen voor de individuele inkomenstoeslag, de aanvrager moet voldoen aan bepaalde voorwaarden, waaronder het criterium dat er geen zicht is op inkomensverbetering. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen stellen dat eiseres, gezien haar persoonlijke omstandigheden en de medische adviezen, niet voldeed aan dit criterium. Eiseres had geen ontheffing van haar arbeidsverplichtingen en er waren geen persoonlijke omstandigheden die haar werkvermogen belemmerden. De rechtbank oordeelt dat de stelling van eiseres dat zij altijd heeft geprobeerd betaald werk te vinden, niet voldoende is om haar aanvraag te honoreren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de beslissing van het college niet uitsluitend is gebaseerd op de mening van een re-integratiemedewerker, maar ook op medisch advies. De rechtbank concludeert dat de nieuwe gezondheidsproblemen van eiseres, die zich na het bestreden besluit hebben voorgedaan, niet in de beoordeling zijn meegenomen, omdat het college daar geen rekening mee kon houden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6518

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.M.G. Hulsman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, verweerder

(gemachtigde: C. Koswal).

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Bij besluit van 28 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [A] en [B] .

Overwegingen

Eiseres ontvangt sinds februari 2017 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Van 28 januari 2019 tot 3 februari 2019 heeft eiseres in dienst van [uitzendbureau] als veiligheidsmedewerker bij [bedrijf] gewerkt. Op 27 januari 2020 heeft eiseres een aanvraag om een individuele inkomenstoeslag ingediend.
Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens verweerder niet voldoet aan de voorwaarde dat er geen uitzicht is op inkomstenverbetering. Eiseres heeft geen ontheffing van de arbeidsverplichting en er zijn geen persoonlijke omstandigheden waardoor eiseres niet kan werken.
Op 28 mei 2020 heeft eiseres verzocht om ontheffing van haar arbeidsverplichtingen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder eiseres aangemeld voor een medische keuring door Argonaut. Op 14 juli 2020 heeft Argonaut het medisch advies opgeleverd. Naar aanleiding van dit advies heeft verweerder op 22 september 2020 besloten om eiseres geen ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichting. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de Bezwaarschriftencommissie Midden-Delfland van 7 juli 2020, zijn standpunt gehandhaafd en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder betrekt daarbij de schriftelijke verklaring van 16 april 2020 van de fysiotherapeut van eiseres, die bij het bezwaarschrift is gevoegd. Daarin verklaart de fysiotherapeut dat eiseres op zijn vroegst in juni 2020 haar rechterarm in normale functie kan belasten. Verder neemt verweerder in aanmerking dat een re-integratiemedewerker van Work8 op 11 maart 2020 heeft verklaard dat eiseres naar verwachting binnen zes maanden weer bemiddelbaar is naar betaald werk. Verweerder is van mening dat het gelet hierop niet aannemelijk is dat er sprake is van langdurige werkloosheid, zodanig dat geen zicht is op inkomensverbetering.
In beroep voert eiseres – kort en zakelijk weergegeven – aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig en op partijdige wijze tot stand is gekomen. Eiseres wijst erop dat zij, voorafgaand aan haar huidige medische problemen (schouder- en buikklachten), altijd al het mogelijke heeft gedaan om betaald werk te doen. Desondanks is haar inkomenspositie gedurende de gehele referentieperiode niet uitgestegen boven het inkomen waarmee zij recht heeft op de individuele inkomenstoeslag. Verweerder heeft zijn aanname dat er binnen een redelijke termijn mogelijkheden zijn om te komen tot een inkomensverbetering bovendien uitsluitend gebaseerd op de niet-professionele mening van een medewerker van Work8, die geen medisch advies heeft ingewonnen. Eiseres wijst er in haar beroepschrift verder op dat haar revalidatie nog niet is voltooid en dat zij inmiddels kampt met
frozen shoulderproblemen, waardoor het voor haar de komende anderhalf jaar nog problematisch zal zijn om te werken.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 36, eerste lid, van de Pw kan het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen zicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
Uit het tweede lid van artikel 36 van de Pw volgt dat tot die omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval worden gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
8. Uit dit toetsingskader blijkt dat, om in aanmerking te komen voor een individuele inkomenstoeslag, de aanvrager aan een aantal voorwaarden moet voldoen. Eén daarvan is dat de aanvrager geen zicht heeft op inkomensverbetering. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet voldoet aan het criterium “geen zicht op inkomensverbetering”. De fysiotherapeut van eiseres en de re-integratiemedewerker van Work8 hebben verklaard dat eiseres naar verwachting (op zijn vroegst) in juni 2020 respectievelijk september 2020 weer gerevalideerd zou zijn van de operatie aan haar schouder in februari 2020. Ook beschikte verweerder over een medisch advies van Argonaut van 14 juli 2020, waarin door een verzekeringsarts wordt geconcludeerd dat eiseres in staat kan worden geacht om de mogelijkheden in arbeid of een traject richting arbeid duurzaam te benutten. Er zijn wel beperkingen in het normaal functioneren in arbeid. Eiseres is hierbij aangewezen op schoudersparende werkzaamheden en op werkzaamheden die geen drukverhogende momenten geven in de buik. Er zijn geen redenen om een urenbeperking aan te nemen. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat dit medisch advies, dat weliswaar eerst bij het verweerschrift is overgelegd, bij het bestreden besluit is betrokken. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verder toegelicht dat eiseres, nu er geen sprake is van een urenbeperking, in principe fulltime kan werken. Omdat het inkomen uit fulltime werk tegen het wettelijk minimumloon hoger is dan de bijstandsnorm, heeft eiseres volgens de gemachtigde van verweerder zicht op inkomensverbetering. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet aannemelijk is dat ten tijde van het bestreden besluit, op 28 september 2020, sprake was van langdurige werkloosheid waardoor er geen zicht op inkomensverbetering was.
9. Dat eiseres, zoals zij stelt, voorafgaand aan haar huidige medische problemen altijd al het mogelijke heeft gedaan om betaald werk te doen en al sinds februari 2017 leeft van een bijstandsuitkering, doet hieraan niet af. Dat eiseres ondanks haar inspanningen om betaald werk te verrichten al langdurig een laag inkomen heeft, wordt door verweerder niet ontkend. Die omstandigheid dwingt verweerder echter niet om eiseres een individuele inkomenstoeslag toe te kennen. Artikel 36, eerste lid, van de Pw vereist immers ook dat geen zicht is op inkomensverbetering. Zoals reeds overwogen onder 8 heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres, gelet op haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar krachten en bekwaamheden en de inspanningen die zij heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, niet voldoet aan het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering”. Gelet op deze persoonlijke omstandigheden weegt het gegeven dat eiseres er altijd alles aan heeft gedaan om betaald werk te doen, zonder dat dit heeft geleid tot uitstroom uit de bijstand, anders dan zij heeft betoogd, niet zodanig zwaar dat het college hieruit de conclusie had moeten trekken dat eiseres geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
10. De stelling van eiseres dat verweerder zijn besluit uitsluitend heeft gebaseerd op de mening van de re-integratiemedewerker van Work8 mist feitelijke grondslag, nu het besluit ook is gebaseerd op het medisch advies van de verzekeringsarts van Argonaut en de verklaring van de fysiotherapeut van eiseres. Eiseres heeft bovendien geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat haar revalidatietraject langer zou duren dan is ingeschat door de verzekeringsarts, de re-integratiemedewerker en de fysiotherapeut.
10. De omstandigheid dat eiseres nog steeds en inmiddels ook nieuwe gezondheidsproblemen heeft, is een omstandigheid die zich heeft voorgedaan ná het bestreden besluit. Verweerder heeft daarmee dus geen rekening kunnen houden.
10. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.