ECLI:NL:RBDHA:2022:203
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening ter voorkoming van overdracht aan Spanje in het kader van de Dublinovereenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in Nederland asiel heeft aangevraagd, verzet zich tegen de voorgenomen overdracht aan de Spaanse autoriteiten op 18 januari 2022. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen relevante nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de rechtmatigheid van de overdracht in twijfel trekken. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij nooit een asielaanvraag in Spanje heeft ingediend en dat hij een kwetsbare vreemdeling is, die samen met zijn broer naar Nederland is gekomen. Hij vreest ernstige mentale klachten als gevolg van de overdracht, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om de rechtmatigheid van de overdracht te betwisten.
De voorzieningenrechter heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 9 december 2021, waarin is geoordeeld dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen nieuwe feiten heeft aangedragen die de eerdere beslissing kunnen ondermijnen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de voorgenomen overdracht niet rechtmatig is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.