ECLI:NL:RBDHA:2022:2059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
11 maart 2022
Zaaknummer
C/09/622457 / KG ZA 21-1221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over geldvordering en spoedeisend belang bij ordemaatregel

In deze zaak heeft [naam 1] Holding Rotterdam B.V. een kort geding aangespannen tegen [gedaagde 1] en Info Image Hard- en Software B.V. wegens een geldvordering. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 323.174,64, vermeerderd met contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op leningen die door [naam 1] Holding aan [gedaagde 1] zijn verstrekt, welke niet zijn terugbetaald. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aannemelijkheid is dat de vordering bestaat en dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde ordemaatregel. De gedaagden hebben verweer gevoerd, waarbij zij onder andere hebben aangevoerd dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder dwang en misbruik van omstandigheden. De voorzieningenrechter heeft deze stellingen verworpen en geoordeeld dat de gedaagden in verzuim zijn met de terugbetaling van de leningen. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [naam 1] Holding toegewezen, waarbij de gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De uitspraak is gedaan op 14 februari 2022.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/622457 / KG ZA 21-1221
Vonnis in kort geding van 14 februari 2022
in de zaak van
[naam 1] Holding Rotterdam B.V.te [plaats 2] ,
eiseres,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam,
tegen:

1.[gedaagde 1] te Pijnacker, gemeente [plaats 1] ,

2.
Info Image Hard- en Software B.V.te Hekelingen, gemeente Nissewaard
gedaagden,
advocaat mr. E.J.L. Mulderink te Breda.
Eiseres wordt hierna aangeduid als ‘ [naam 1] Holding’. Gedaagden worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘ [gedaagden] ’ en ieder afzonderlijk respectievelijk als ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘Info Image’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met daarbij en nadien overgelegde producties;
- de op 31 januari 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De heer [naam 1] (hierna: ‘ [naam 1] ’) is enige aandeelhouder en is alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van [naam 1] Holding
2.2.
[gedaagde 1] is sinds 19 februari 1993 enig aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van Info Image.
2.3.
Info Image houdt 50% van de aandelen in Green, Hurst & Valley Associates B.V. (hierna: ‘Green Hurst’) en is alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Green Hurst.
2.4.
Green Hurst houdt 40% van de aandelen in Klupp Sportswear B.V. (hierna: ‘Klupp’), [naam 1] Holding houdt de overige 60% van de aandelen. Sinds 19 december 2018 is [naam 1] Holding de enige zelfstandig bevoegd bestuurder van Klupp.
2.5.
Op 14 augustus 2012 en 1 november 2012 zijn twee schriftelijke overeenkomsten van geldlening tot stand gekomen tussen [naam 1] Holding en [gedaagde 1] , op grond waarvan [naam 1] Holding een bedrag van € 100.000,= respectievelijk € 35.000,= ter leen heeft verstrekt aan [gedaagde 1] . Partijen zijn daarbij een rente van 5% op jaarbasis overeengekomen, telkens per maand te voldoen. Tevens zijn partijen overeengekomen dat de hoofdsommen moeten zijn afgelost uiterlijk op 30 juni 2013. De echtgenote van [gedaagde 1] heeft deze overeenkomsten met het oog op het bepaalde in artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek (BW) mede ondertekend.
2.6.
Op 4 januari 2017 is een schriftelijke overeenkomst van geldlening tot stand gekomen tussen [naam 1] Holding, [gedaagde 1] en Info Image (hierna: de overeenkomst). In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de onder 2.5 genoemde leningen – die nog niet volledig waren afgelost – en over nadien nog door [naam 1] Holding aan [gedaagde 1] verstrekte leningen. In de overeenkomst is, voor zover nu relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
NEMEN IN AANMERKING DAT:
A.
de Schuldenaar[toevoeging voorzieningenrechter: bedoeld wordt [gedaagde 1] ]
met ingang 2012 uit hoofde van geldlening diverse bedragen ter leen heeft ontvangen van de Schuldeiser[toevoeging voorzieningenrechter: bedoeld wordt [naam 1] Holding
];
B.
het bedrag van voornoemde leningen is, inclusief rente, per 31 december 2016 opgelopen tot een bedrag van in totaal € 254.644,31 (…), zoals blijkt uitBijlage 1;
C.
de Schuldenaar enig aandeelhouder is van Info Image en Info Image om die reden bereid is om zich borg te stellen in verband met voorstaande lening en daarvoor zekerheid te verschaffen;
D.
Partijen in december 2016 de voorwaarden waaronder het in sub B genoemde bedrag ter leen is verstrekt en de voorwaarden waaronder Info Image zich borg heeft gesteld en bereid is zekerheid te verschaffen, mondeling zijn overeengekomen en zij deze voorwaarden hierbij alsnog schriftelijk wensen vast te leggen in onderhavige overeenkomst (de‘Overeenkomst’).
EN VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
ARTIKEL 1. HOOFDSOM
1.1
De Schuldeiser per 31 december 2016 ter leen heeft verstrekt, gelijke de Schuldenaar van de Schuldeiser ter leen in ontvangst heeft genomen, een bedrag van € 254.644,31 (…), hierna te noemen de ‘Hoofdsom’.
(…)
ARTIKEL 2. RENTE
2.1
De Schuldenaar is verplicht om over de Hoofdsom, of het restant daarvan, aan de Schuldeiser een rente van 5% per jaar te betalen, te berekenen vanaf 1 januari 2017.
(…)
ARTIKEL 3. AFLOSSING
3.1
De Hoofdsom dient uiterlijk op 31 december 2019 geheel te zijn afgelost.
(…)
ARTIKEL 5. ZEKERHEDEN VAN DE SCHULDENAAR
5.1
De Schuldenaar verplicht zich er ten opzichte van de Schuldeiser om zonder voorafgaande toestemming van de Schuldeiser geen zekerheden aan derden te verstrekken. Meer in het bijzonder is het de Schuldenaar tot zekerheid voor nakoming van de verplichtingen uit deze Overeenkomst zonder een daartoe strekkende voorafgaande schriftelijke toestemming van de Schuldeiser niet toegestaan de aan hem toebehorende onroerende zaak te weten: het eigendomsrecht van de woning gelegen te [adres], [plaats 3], Spanje (hierna het 'Pand'), te vervreemden of te bezwaren. De bij het ondertekenen van deze Overeenkomst reeds verstrekte zekerheden zijn van het voorgaande uitgezonderd, op voorwaarde dat de Schuldenaar vóór het aangaan van de Overeenkomst de Schuldeiser schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de bestaande zekerheden.
5.2
De Schuldenaar heeft reeds eerder de verplichting op zich genomen om ten gunste van de Schuldeiser op het Pand een recht van hypotheek te vestigen tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van de Hoofdsom en de rente als bedoeld in artikel 2 van de Overeenkomst. Partijen hebben hier tot op heden geen feitelijke uitvoering aan gegeven. Partijen komen hierbij overeen dat dit recht van hypotheek op het Pand alsnog op eerste verzoek van de Schuldeiser feitelijk zal worden gevestigd. De kosten verbonden aan de vestiging van de hypotheek zullen ten laste van de Schuldenaar komen.
De Schuldenaar heeft de Schuldeiser medegedeeld dat het Pand op zijn naam staat maar dat het Pand door Info Image is gefinancierd. Info Image verklaart hierbij – indien en voor zover Info Image enige rechten mocht hebben met betrekking tot het Pand – afstand te doen van voornoemde rechten en verplicht zich om – indien en voorover noodzakelijk – haar volledige medewerking te verlenen aan het vestigen van voornoemd recht van hypotheek op het Pand ten gunste van de Schuldeiser. Indien en voor zover vereist verklaart Info Image voorstaande mede te doen in verband met de in artikel 6 opgenomen borgstelling.
(…)
ARTIKEL 6. BORGSTELLING EN ZEKERHEID DOOR INFO IMAGE
6.1
Info Image verbindt zich bij deze jegens de Schuldeiser, hoofdelijk als borg voor de Schuldenaar, zulks tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de Schuldeiser van de Schuldenaar te vorderen heeft of zal krijgen uit hoofde van de Overeenkomst. Info Image is niet gehouden tot nakoming voordat de Schuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekort geschoten De borg kan alleen aangesproken worden tot de betaling van gelden.
ARTIKEL 7. SLOTBEPALING
7.1
Deze Overeenkomst omvat al hetgeen Partijen zijn overeengekomen in het kader van de Hoofdsom dan wel onderdelen daarvan en deze Overeenkomst vervangt alle voorafgaande mondelinge of schriftelijke vastgelegde overeenkomsten tussen Partijen.
(…)”
De overeenkomst is in verband met het bepaalde in artikel 1:88 BW mede ondertekend door de echtgenote van [gedaagde 1] .
2.7.
Ondanks sommaties van [naam 1] Holding heeft [gedaagde 1] de op grond van de overeenkomst verschuldigde rente niet betaald en is hij niet tot aflossing van de hoofdsom overgegaan. Evenmin is een recht van hypotheek ten gunste van [naam 1] Holding op de woning in Spanje gevestigd.
2.8.
Partijen hebben eind 2020 en begin 2021 onderhandeld over een minnelijke regeling, maar hebben geen overeenstemming bereikt.
2.9.
Bij brief van 11 november 2021 aan de advocaat van [gedaagden] heeft de advocaat van [naam 1] Holding [gedaagden] gesommeerd de op grond van de overeenkomst verschuldigde hoofdsom, vermeerderd met de rente, binnen vijf werkdagen te voldoen. [gedaagden] hebben geen gehoor gegeven aan deze sommatie.
2.10.
Bij verzoekschrift van 22 november 2021 heeft [naam 1] Holding verlof gevraagd om tot zekerheid van verhaal van de vordering uit hoofde van de overeenkomst ten laste van [gedaagden] en de echtgenote van [gedaagde 1] (omdat [naam 1] Holding zich vanwege de gemeenschap van goederen ook op het vermogen van de huwelijksgemeenschap kan verhalen) conservatoir beslag te mogen leggen op diverse vermogensbestanddelen (kort gezegd op de aandelen van [gedaagde 1] in Info Image, de aandelen van Info Image in Green Hurst, op bankrekeningen, auto’s en op de vorderingen die Info Image op Klupp heeft. Bij beschikking van 23 november 2021 is het gevraagde verlof verleend en vervolgens is op 24 november 2021 en op 3 december 2021 een aantal beslagen gelegd. De gelegde bankbeslagen hebben daarbij geen doel getroffen. Het verlof om beslag te mogen leggen op auto’s is niet benut, omdat de betreffende auto’s geen eigendom (meer) zijn van [gedaagde 1] of zijn echtgenote.
2.11.
Bij brief van 25 januari 2022 heeft de advocaat van [gedaagden] als volgt bericht aan [naam 1] Holding:
“(…)
Zoals al eerder kenbaar gemaakt meent cliënt(e) dat hij destijds op de onjuiste gronden en/of argumenten tot ondertekening van de overeenkomst van geldlening is gekomen. De betaling die u heeft gedaan had in de optiek van cliënt rechtstreeks in Klupp moeten vloeien en is volstrekt ten onrechte via mijn cliënte in de onderneming gestort, onder de verplichting door u aan cliënte om daartoe met u een lening aan te gaan. Normaliter had dit bedrag rechtstreeks in de vennootschap moeten worden gestort.
U verplichtte destijds evenwel cliënte om op deze wijze de betaling via u aan de vennootschap te laten verrichten omdat anders de vennootschap, in uw optiek, failliet zou gaan. Nog minder was het de bedoeling dat cliënt ook in privé moest meetekenen. Nadat in hoofdlijnen over de betaling door u ten behoeve van de vennootschap was besproken werd cliënt op het kantoor van [naam 2] uitgenodigd waarbij de beoogde lening ineens moest worden omgezet in agio en cliënte werd verplicht om daaraan mee te werken omdat anders de onderneming opnieuw failliet zou kunnen gaan. Wat cliënte betreft is er overduidelijk sprake geweest van dwang, dwaling en/of misbruik van de omstandigheden om cliënt(e) tot ondertekening van de overeenkomst over te laten gaan.
Wat cliënte betreft en ook cliënt in privé was en is er in ieder geval overduidelijk sprake van een wilsgebrek op basis waarvan vernietiging van de overeenkomst(en) bij deze namens cliënte en cliënt wordt ingeroepen.
Op basis van deze vernietiging, buiten rechte, achten cliënten zich niet verplicht tot enige betaling uit hoofde van de destijds gesloten overeenkomst(en). (…)
(…)”
2.12.
In reactie op voormelde brief heeft de advocaat van [naam 1] per e-mail van 27 januari 2022 als volgt bericht aan de advocaat van [gedaagden] :
“(…)
Zoals ik u eerder voorhield kan geen sprake zijn geweest van een onjuiste voorstelling van zaken. Uw cliënt heeft de overeenkomsten van 14 augustus en 1 november 2012 en 4 januari 2017 – over een periode van bijna vijf jaar dus – allemaal in privé getekend, zijn echtgenote steeds als "echtgenote van de Schuldenaar". Uw cliënt sprak daarvoor en daarna terecht ook zelf over de lening die aan hem was verstrekt. Uw cliënt was op alle genoemde data trouwens enig bestuurder van Klupp en heeft de door Klupp van uw cliënt ontvangen leningen ook terecht niet als schuld aan mijn cliënte laten boeken.
Het beroep in uw brief op (ook) "dwang" en "misbruik van omstandigheden" is in tegenspraak met het (vergeefse) beroep van uw cliënt op dwaling. Als uw cliënt de verschillende overeenkomsten was aangegaan vanwege en op grond van een verkeerde voorstelling van zaken, dan heeft hij niet getekend omdat hij onder druk werd gezet. Het is niet denkbaar dat uw cliënt op welke wijze ook onder druk zou zijn gezet om iets te tekenen waarvan hij op dat moment (terecht) meende dat het klopte. Van druk is ook nooit sprake geweest. Uw cliënt heeft steeds de keuze gehad om geen lening met mijn cliënte aan te gaan, om die leningen niet te (her)bevestigen, om geen gelden aan Klupp ter beschikking te stellen en om niet mee te werken aan omzetting van geldvorderingen van Info Image in agio, net zoals het mijn cliënte steeds heeft vrijgestaan om geen (verdere) leningen aan Klupp en uw cliënt te verstrekken en om haar vorderingen op Klupp niet om te laten zetten in agio. De stukken met betrekking tot de agiostorting waar u aan refereert (notulen, akte cessie, akte storting) zijn destijds overigens (mede) ondertekend door de heer [gedaagde 1] , zijn echtgenote en zijn zoon als (indirect) bestuurders van Info Image en GHVA. Zij hebben daar dus gezamenlijk over kunnen overleggen, hebben daar gezamenlijk toe besloten en hebben daar gezamenlijk uitvoering aan gegeven. Ook in dit licht is het beroep op "dwang, dwaling en/of misbruik van omstandigheden" volstrekt ongeloofwaardig.
Gezien de enorme bedragen die cliënte aan Klupp en aan uw cliënt ter beschikking heeft gesteld, de management- en onkostenvergoedingen die uw cliënt en zijn gezin (wel) van Klupp hebben ontvangen (terwijl Klupp verlies maakte en mijn cliënte tot op de dag geen enkele vergoeding voor haar werkzaamheden en kosten voor Klupp heeft ontvangen), en het buitengewoon grote geduld dat cliënte heeft getoond, vindt cliënte het beroep van uw cliënt op dwaling en nu ook op dwang en misbruik van omstandigheden ongepast en onbehoorlijk. Nog daargelaten dat voor een geldig beroep op een vernietigingsgrond geen akkoord van de contractuele wederpartij nodig is, krijgt uw cliënt dit akkoord uitdrukkelijkniet. Van een wilsgebrek bij uw cliënt isgeensprake. Uw cliënten kunnen de verschillende leningsovereenkomsten dus ooknietvernietigen. Het is niet nodig dat u dit in het kort geding van maandag "aan de rechtbank kenbaar" maakt. Ik zal de rechtbank zelf afschrift van uw brief van gisteren en van deze e-mail toezenden. Uiteraard ontvangt u daar een kopie van.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
[naam 1] Holding vordert – zakelijk weergegeven, voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen tot:
­ betaling van € 323.174,64, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 19 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening;
­ vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot op heden begroot op € 3.048,22;
een en ander met hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] in de kosten van dit geding, de kosten van de ten laste van [gedaagden] gelegde conservatoire beslagen daaronder begrepen.
3.2.
Daartoe voert [naam 1] Holding – samengevat – het volgende aan. [gedaagde 1] schiet te kort in de nakoming van de overeenkomst. Hij had de lening uiterlijk 31 december 2019 terug moeten betalen en maandelijks de verschuldigde contractuele rente moeten voldoen. Beide verplichtingen is [gedaagde 1] niet nagekomen, zodat hij in verzuim is. Aangezien Info Image zich als borg hoofdelijk heeft verbonden voor alles wat [naam 1] Holding van [gedaagde 1] te vorderen heeft of zal krijgen uit hoofde van de overeenkomst, en [gedaagde 1] in verzuim is, is Info Image hoofdelijk gehouden tot betaling van de vordering van [naam 1] Holding op [gedaagde 1] . De vorderingen van [naam 1] Holding zijn gezien de overeenkomst niet voor serieuze betwisting vatbaar. Dit betekent dat minder hoge eisen aan het vereiste van spoedeisendheid mogen worden gestald. [naam 1] Holding heeft echter wel een spoedeisend belang bij haar vordering. Zij heeft de middelen die [gedaagden] zonder grond vasthouden nodig voor de continuïteit in haar bedrijfsvoering. Daarnaast heeft [naam 1] Holding vrees dat [gedaagden] eventuele verhaalsobjecten aan verhaal zullen proberen te onttrekken. Van een restitutierisico aan de zijde van [naam 1] Holding is geen sprake. De aannemelijkheid van de vorderingen brengt mee dat het zeer onwaarschijnlijk is dat [naam 1] Holding (een deel van) het door [gedaagden] verschuldigde zal moeten terugbetalen. Als dat anders zou zijn, dan beschikt [naam 1] Holding over meer dan voldoende vermogen om daaraan te voldoen.
3.3.
[gedaagden] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vordering van [naam 1] Holding is een geldvordering. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Verder moet in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken te worden.
4.2.
De voorzieningenrechter is allereerst van dat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Daarvoor is redengevend dat er sprake is van een overeenkomst op grond waarvan [gedaagde 1] de hoofdsom en de rente aan [naam 1] Holding verschuldigd is en – vanwege het verzuim van [gedaagde 1] – ook Info Image tot betaling van dat bedrag aangesproken kan worden. Het beroep van [gedaagden] (buitengerechtelijke) vernietiging van de overeenkomst in verband met wilsgebreken bij het aangaan van de overeenkomst slaagt niet. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.3.
[gedaagden] voeren ter onderbouwing van hun verweer aan dat [gedaagde 1] in 2005 samen met twee compagnons Klupp heeft opgericht. Toen er door omstandigheden financiële problemen ontstonden, was [naam 1] Holding bereid te investeren in Klupp. Op enig moment was het wederom noodzakelijk dat er geld in de onderneming van Klupp zou worden gestort. [gedaagden] hadden daarvoor geen middelen beschikbaar. [naam 1] Holding was nog steeds bereid te investeren, maar stelde als eis voor door haar te verstrekken financiering dat het geld via een aan [gedaagde 1] in privé te verstrekken lening in de onderneming van Klupp werd gestort. [gedaagde 1] heeft toen hij de overeenkomst sloot geen weloverwogen keuze kunnen maken, omdat het alternatief voor het sluiten van de overeenkomst was dat Klupp failliet zou gaan. Dit zou voor hemzelf financieel zeer nadelig zou zijn en zou ook zeer nadelige gevolgen voor zijn directe familieleden – die ook werkzaam waren in de onderneming – hebben.
4.4.
Deze stellingen rechtvaardigen geen beroep op wilsgebreken bij het aangaan van de overeenkomst. De voorzieningenrechter merkt in dit verband allereerst op dat [gedaagde 1] ter zitting heeft bevestigd dat hij zich er bij het aangaan van de overeenkomst bewust van was dat hij in privé aansprakelijk was voor terugbetaling van de overeenkomst. Er is dus geen sprake geweest van dwaling in die zin dat [gedaagde 1] niet wist dat hij in privé aansprakelijk was voor de lening. Verder hebben [gedaagden] het beroep op dwaling niet nader geconcretiseerd of ingevuld. Dat zij bij het aangaan van de overeenkomst kennelijk andere verwachtingen hadden over hoe het Klupp in de toekomst zakelijk zou vergaan en/of hoe de samenwerking met [naam 1] Holding verder zou verlopen maakt dat niet anders. Vernietiging van een overeenkomst met een beroep op dwaling kan immers niet worden gegrond op een dwaling die alleen een toekomstige omstandigheid betreft.
4.5.
Dat bij het aangaan van de overeenkomst sprake was van dwang of misbruik van omstandigheden acht de voorzieningenrechter evenmin aannemelijk. [gedaagden] verwijten [naam 1] Holding dat zij niet rechtstreeks heeft geïnvesteerd in Klupp, maar dat zij leningen aan [gedaagde 1] in privé heeft verstrekt, waarna [gedaagde 1] die gelden in Klupp heeft geïnvesteerd. Wellicht was het mogelijk geweest dat [naam 1] Holding rechtstreeks in Klupp investeerde, maar het stond [naam 1] Holding vrij om daarin een andere keuze te maken. Het stond [gedaagden] eveneens vrij om wel of niet de overeenkomst te sluiten met [naam 1] Holding teneinde via een lening aan [gedaagde 1] in privé alsnog het kennelijk benodigde in Klupp te investeren. Het mag zo zijn dat Klupp bij achterwege laten van die investering (mogelijk) failliet zou gaan – en dat [gedaagden] dat als druk bij het aangaan van de overeenkomst hebben ervaren – maar dat betekent niet dat er op enigerlei wijze sprake is geweest van dwang of misbruik van omstandigheden aan de zijde van [naam 1] Holding. De stellingen van [gedaagden] dienaangaande zijn onvoldoende. Van concrete gedragingen van de zijde van [naam 1] Holding die een vermoeden van dwang of misbruik van omstandigheden zouden bevestigen is niet gebleken.
4.6.
Vorenstaande wordt niet anders door de stellingen van [gedaagden] dat [gedaagde 1] op enig moment, totaal onverwacht, verzocht werd om naar [naam 2] Accountants te komen en dat hem toen kenbaar werd gemaakt dat een lening die door [naam 1] aan Info Image was verstrekt moest worden omgezet in agio, waardoor de vordering die Info Image op Klupp had verdampte. [gedaagde 1] moest op dat moment tekenen, bij gebreke waarvan [naam 1] zich uit het bedrijf zou terugtrekken en het bedrijf failliet zou laten gaan, aldus nog steeds [gedaagden] . Uit de door [naam 1] Holding overgelegde stukken blijkt echter dat er al in december 2015 sprake is geweest een agiostorting. [gedaagden] hebben niet onderbouwd waarom de agiostorting in 2015 verband houdt met enig wilsgebrek bij het sluiten van de overeenkomst in januari 2017. Daar komt bij dat ook onvoldoende is onderbouwd dat er in december 2015 sprake is geweest van rechtshandelingen aan de zijde van [gedaagden] die met wilsgebreken tot stand zijn gekomen.
4.7.
Alles overziend kan de voorzieningenrechter niet anders dan concluderen dat er sprake is geweest van een situatie waarin het financieel slecht ging met Klupp, dat [naam 1] Holding bereid is geweest onder bepaalde voorwaarden financiering ten behoeve van Klupp te verstrekken en dat [gedaagden] hebben ingestemd met die voorwaarden in de hoop Klupp ‘overeind’ te houden. Een en ander is uiteindelijk anders afgelopen dat [gedaagden] vooraf hadden gehoopt, maar dat betekent niet dat de overeenkomst onder invloed van wilsgebreken tot stand is gekomen en dat [naam 1] Holding thans geen aanspraak kan maken op de nakoming van de overeenkomst.
4.8.
[naam 1] Holding heeft ook spoedeisend belang bij een onmiddellijke voorziening zoals door hem verzocht. De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk dat [gedaagden] trachten vermogen aan het verhaal te onttrekken, althans steeds minder verhaal lijken te bieden. Hiertoe is redengevend dat [gedaagde 1] en zijn echtgenote in 2018 hun woning (in Nederland) hebben verkocht en hebben nagelaten (een deel van) de aanzienlijke overwaarde te benutten voor aflossing van de lening of (op dat moment al verschuldigde) rentebetalingen. Verder neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [gedaagde 1] op grond van de overeenkomst ten gunste van [naam 1] Holding een recht van hypotheek had moeten vestigen op zijn woning in Spanje. Dit heeft hij nooit gedaan. Vervolgens hebben partijen in het kader van een minnelijke regeling gesproken over verkoop van de woning in Spanje aan [naam 1] . Ook hierover zijn uiteindelijk geen afspraken gemaakt en voor het eerst ter zitting is gebleken dat die woning inmiddels (volgens [gedaagde 1] op last van de bank in verband met achterstand in de hypothecaire verplichtingen) is verkocht. [gedaagde 1] heeft nagelaten [naam 1] over deze verkoop te informeren en heeft ook niet inzichtelijke gemaakt wat er met de overwaarde van die woning is gebeurd. Noch de overwaarde van de woning in Nederland, noch de overwaarde van de woning in Spanje is – voor zover nog aanwezig – getroffen door het bankbeslag. Tot slot neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat [gedaagde 1] in verband met het gelegde beslag op zijn aandelen van Info Image en Green Hurst verplicht is de aandeelhoudersregister te tonen ten kantore van de deurwaarder zodat deze beslagen kunnen worden ingeschreven in de desbetreffende aandeelhoudersregisters. Dit heeft [gedaagde 1] tot heden nagelaten. Hij stelt weliswaar dat hij die aandeelhoudersregisters kwijt is, maar dat laat onverlet dat hij inmiddels ruimschoots de tijd heeft gehad vervangende registers te maken en ook dat heeft hij nagelaten. Bij deze stand van zaken kunnen de aandelen nog steeds worden verkocht, geleverd of verpand aan derden. Al deze omstandigheden leiden er toe dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat het vereiste van spoedeisend belang niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering van [naam 1] Holding. De omstandigheid dat [naam 1] Holding niet eerder een procedure is gestart – hoewel de vordering al sinds 31 december 2019 opeisbaar is – doet mede gezien al voormelde omstandigheden niet af aan haar spoedeisend belang. Daar komt nog bij dat dit ‘stilzitten’ [naam 1] Holding ook vanwege haar pogingen om in onderling overleg een regeling te treffen niet kan worden tegengeworpen.
4.9.
Tot slot staat ook het restitutierisico niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Dit restitutierisico is alleen al vanwege de mate waarin de vordering aannemelijk is zeer beperkt. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk acht dat [naam 1] Holding over voldoende vermogen beschikt indien zij tot terugbetaling gehouden zou zijn. [gedaagden] hebben op dit punt geen reëel verweer gevoerd en hebben bovendien zelf – in het kader van de betwisting van het spoedeisend belang – gesteld dat [naam 1] Holding over een zeer groot vermogen beschikt.
4.10.
Conclusie is dat de vordering tot betaling van de hoofdsom met contractuele rente zal worden toegewezen. Aangezien ook Info Image gehouden is tot terugbetaling van de lening, is de gevorderde hoofdelijke veroordeling op zijn plaats. Er is geen verweer gevoerd tegen de omvang van de hoofdsom en de gestelde rente, zodat het gevorderde met betrekking tot de terugbetaling van de lening zal worden toegewezen overeenkomstig de vordering.
4.11.
[naam 1] Holding maakt aanspraak op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten en heeft in dat verband voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [gedaagden] hebben tegen deze vordering geen afzonderlijk verweer gevoerd. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het tarief conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vordering ten aanzien van de buitengerechtelijke kosten zal daarom ook worden toegewezen.
4.12.
[gedaagden] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding, daaronder begrepen – zoals gevorderd – de beslagkosten. De beslagkosten omvatten een bedrag van € 508,= aan salaris advocaat in verband met het opstellen van het verzoekschrift alsmede € 2.486,71 aan kosten van de diverse uitgebrachte exploten (zoals overgelegd als productie 8 bij de dagvaarding).

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en Info Image hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [naam 1] Holding van een bedrag van € 323.174,64 (zegge: driehonderd drieëntwintig duizend éénhonderd vierenzeventig euro en vierenzestig cent), te vermeerderen met de contractuele rente vanaf 19 november 2021 tot de dag der algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en Info Image hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding aan [naam 1] Holding van de buitengerechtelijke kosten van € 3.048,22 (zegge: drieduizend achtenveertig euro en tweeëntwintig cent);
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en Info Image hoofdelijk in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [naam 1] Holding begroot op € 9.852,89, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 5.737,-- aan griffierecht, € 2.994,71 aan beslagkosten en € 105,18 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2022.
idt