Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
F.S. tegen Nederland), ECLI:EU:C:2021:506. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser in het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling heeft verklaard dat hij na terugkeer in Slowakije wat geld kon opnemen, dat hij terug is gegaan naar Nederland zodra dit op was en dat het zijn doel is om in Nederland geld te verdienen en te wonen. Dit brengt met zich dat verweerder zonder het uitvaardigen van een nieuw terugkeerbesluit kon overgaan tot inbewaringstelling op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw.
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.