ECLI:NL:RBDHA:2022:2078

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
NL22.2905, NL22.2907 en NL22.2912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregelen van bewaring van een gezin met minderjarigen en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregelen van bewaring die aan een gezin met minderjarigen zijn opgelegd. De eisers, een gezin bestaande uit een moeder en haar twee minderjarige kinderen, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen op 17 februari 2022 in bewaring heeft gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregelen van bewaring inmiddels zijn opgeheven, waardoor de eisers geen procesbelang meer hebben bij de behandeling van de beroepen. De rechtbank heeft echter ook de vraag behandeld of de eisers recht hebben op een hogere schadevergoeding dan het standaardbedrag dat door de staatssecretaris is aangeboden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de kinderen niet zodanig zijn geschaad dat een hogere schadevergoeding gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft de beroepen, voor zover gericht op schadevergoeding, ongegrond verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 759. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos en is openbaar gemaakt op 14 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL22.2905, NL22.2907 en NL22.2912

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[Naam 1], eiseres, V-nummer: [Nummer 1]

[Naam 2], eiser 1, V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], eiser 2, V-nummer: [Nummer 3]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Verhaegh).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 17 februari 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eisers de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 23 februari 2022 de maatregelen van bewaring opgeheven.
Eisers hebben zich desgevraagd akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van de beroepen. Op 24 februari 2022 hebben eisers de gronden van de beroepen ingediend. Op 25 februari 2022 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Op 7 maart 2022 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers stellen te zijn geboren op respectievelijk [Geb. datum 1] 1992, [Geb. datum 2] 2018 en [Geb. datum 3] 2020 en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Eiseres stelt de moeder van eiser 1 en eiser 2 te zijn.
2. Omdat de maatregelen van bewaring al zijn opgeheven, hebben eisers in zoverre geen procesbelang meer bij de behandeling van de beroepen. Ook heeft verweerder al aan eisers aangeboden een schadevergoeding te willen betalen. De rechtbank ziet zich nog gesteld voor de vraag of aan eisers een hogere schadevergoeding moet worden toegekend dan is aangeboden. In dit verband moet worden beoordeeld of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan zodanig onrechtmatig is geweest dat een hogere schadevergoeding aangewezen is. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eisers voeren aan dat de belangen van het kind met zich brengen dat aan hen een hogere schadevergoeding moet worden toegekend dan het standaardbedrag van 100 euro per dag dat door verweerder is aangeboden. Daarbij wijzen zij erop dat eiser 1 en eiser 2 minderjarig zijn.
4. De rechtbank volgt eisers niet in deze stelling. In de beleidsregels van verweerder zijn aanvullende waarborgen opgenomen bij het in bewaring stellen van minderjarigen. Bij wijze van voorbeeld kan worden gewezen op de beperkte termijn van inbewaringstelling en plaatsing in een op kinderen aangepaste gezinsvoorziening. De rechtbank verwijst hierbij naar onderdeel A5/2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij in het bijzonder zijn geschaad door de bestreden besluiten, dan wel dat aan hen ten onrechte waarborgen zijn onthouden die toekomen aan in bewaring gestelde minderjarige vreemdelingen.
5. De beroepen, voor zover gericht op het verkrijgen van schadevergoeding, zijn ongegrond.
6. Eisers hebben verder verzocht verweerder te veroordelen in de door hen gemaakte proceskosten. Omdat niet in geschil is dat de bestreden besluiten onrechtmatig zijn genomen, zijn de beroepen in zoverre terecht ingediend en zal de rechtbank tot een dergelijke veroordeling overgaan. Verweerder heeft al aangeboden een bedrag van 2244 euro aan proceskosten te vergoeden. Dit heeft verweerder kennelijk gebaseerd op een bedrag van 748 euro in een drietal zaken. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) bestaat de waarde per punt echter uit 759 euro. Daarnaast is sprake van samenhangende zaken zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb. De rechtbank stelt de proceskosten voor een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand dan ook vast op 759 euro, bestaande uit één punt voor het indienen van drie samenhangende beroepschriften met een waarde per punt van 759 euro en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen, voor zover gericht tegen de maatregelen van bewaring, niet-ontvankelijk;
 verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten ten bedrage van € 759 (zevenhonderdnegenenvijftig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.