ECLI:NL:RBDHA:2022:2113
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maatregel tot verlaging van bijstandsuitkering op basis van arbeidsverplichtingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 maart 2022, is het beroep van eisers tegen de maatregel van 100% verlaging van hun bijstandsuitkering ingevolge de Participatiewet (Pw) ongegrond verklaard. Eisers, een echtpaar met vier kinderen, hadden bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland, dat hun bijstandsuitkering met ingang van 1 november 2019 voor de duur van een maand was verlaagd. Dit besluit was genomen omdat eiseres niet beschikbaar was voor de aangeboden werktijden als schoonmaker, wat volgens verweerder in strijd was met de arbeidsverplichtingen die aan de bijstandsuitkering verbonden zijn.
De rechtbank oordeelde dat eisers door hun opstelling het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid door eiseres hebben belemmerd. Tijdens een sollicitatiegesprek had eiser aangegeven dat eiseres maximaal drie avonden per week kon werken, wat leidde tot de beslissing van het schoonmaakbedrijf om de sollicitatieprocedure te staken. De rechtbank concludeerde dat de voorgestelde werktijden niet onredelijk waren en dat eisers niet voldoende hadden onderbouwd dat hun persoonlijke situatie hen verhinderde om de aangeboden arbeid te aanvaarden.
De rechtbank benadrukte dat het college van burgemeester en wethouders de maatregel correct had vastgesteld en dat er geen dringende redenen waren om van de maatregel af te wijken. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor bijstandsontvangers om zich in te spannen om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen.