ECLI:NL:RBDHA:2022:2136
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van openbare orde en strafrechtelijke veroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een naturalisatieverzoek door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die Nederlander wilde worden, had zijn verzoek ingediend, maar dit werd afgewezen omdat hij een strafbaar feit had begaan. Eiser erkent de strafbare feiten, maar stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser was ten tijde van het strafbare feit net meerderjarig en had zijn vader te hulp geschoten tijdens een schermutseling. De politierechter had hem een voorwaardelijke taakstraf van tien uur opgelegd, maar eiser betoogde dat deze straf niet zou moeten leiden tot een afwijzing van zijn naturalisatieverzoek.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris het verzoek terecht heeft afgewezen, omdat de rehabilitatietermijn van vijf jaar nog niet was verstreken. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek rekening heeft gehouden met het beleid en de individuele omstandigheden van de eiser. De rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet als bijzonder kunnen worden aangemerkt en dat de gevolgen van de afwijzing niet onevenredig zijn. Eiser kan na afloop van de rehabilitatietermijn een nieuw verzoek indienen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.