ECLI:NL:RBDHA:2022:2149
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking prejudiciële vragen over deelbaarheid interstatelijk vertrouwensbeginsel Malta en hoogte proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat verweerder Malta verantwoordelijk achtte. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, die op 2 april 2021 werd toegewezen. De rechtbank heeft op 7 september 2021 de zaak behandeld en later, op 15 september 2021, de zaak heropend en verwezen naar de meervoudige kamer voor prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Op 15 februari 2022 trok verweerder het besluit in, wat leidde tot de intrekking van het beroep door eiser op 28 februari 2022, met een verzoek om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft niet gereageerd. De rechtbank heeft op 15 maart 2022 het onderzoek gesloten en de zaak terugverwezen naar de enkelvoudige kamer voor uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het aanbieden van de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak als zwaar moet worden aangemerkt, gezien de verwijzing naar het Hof van Justitie en de complexiteit van de rechtsvragen. Uiteindelijk heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot betaling van € 4.554,- aan proceskosten aan eiser, gebaseerd op de toekenning van vier punten met een wegingsfactor van 1,5.