ECLI:NL:RBDHA:2022:2195
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bepaling van de verschuldigde Bpm op basis van CO2-uitstoot van de auto zelf
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). Eiseres had op 25 april 2019 aangifte Bpm gedaan voor de registratie van een Ford Escape 2.0, waarbij een taxatierapport was ingediend dat een schadebedrag vermeldde. De inspecteur had echter de naheffingsaanslag vastgesteld zonder rekening te houden met de schade, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag te hoog was vastgesteld, omdat de inspecteur ten onrechte was uitgegaan van de CO2-uitstoot van referentievoertuigen in plaats van de auto zelf. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en verminderde de naheffingsaanslag tot € 2.651. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.620. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat de schade aan de auto het niveau van normale gebruikssporen overstijgt, en dat er geen aanleiding was voor extra leeftijdskorting. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet Bpm) en de bewijslast die op eiseres rustte.