ECLI:NL:RBDHA:2022:2215
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- T.F. Hesselink
- I. Diephuis-Timmer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vordering tot tussenkomst in kort geding met betrekking tot verstrekking van strafrechtelijke gegevens
Op 26 januari 2022 vond een zitting plaats in een kort geding bij de Rechtbank Den Haag, waarin de voorzieningenrechter uitspraak deed in een incident tot tussenkomst. De eiser, aangeduid als '[eiser]', had een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, met betrekking tot de verstrekking van stukken uit een strafrechtelijk onderzoek aan de derde partij '[A]'. De eiser vorderde dat de Staat geen informatie uit het dossier zou verstrekken aan '[A]', die als slachtoffer in het onderzoek wordt aangemerkt. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot tussenkomst van '[A]' afgewezen, omdat de goede procesorde zich daartegen verzet. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van '[A]' om te mogen tussenkomen niet voldoende was om de tussenkomst toe te staan, vooral gezien de vertrouwelijkheid van de stukken en de mogelijke gevolgen voor de eiser. De kosten van het incident werden begroot op € 508,= aan de zijde van de eiser, terwijl de kosten aan de zijde van de Staat op nihil werden vastgesteld, aangezien de Staat geen verweer had gevoerd.