ECLI:NL:RBDHA:2022:2245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
21/358
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Tozo-uitkering voor penningmeester van stichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Tozo-uitkering door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser, die penningmeester is van een stichting, had op 31 maart 2020 een Tozo-uitkering aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat hij niet als zelfstandige werd beschouwd door de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor de Tozo, aangezien hij niet de volledige zeggenschap over de stichting heeft en niet de financiële risico's draagt. Bovendien heeft hij geen recht op zelfstandigenaftrek, wat een vereiste is voor de Tozo.

De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij verweerder de aanvraag op 29 juni 2020 afwees en het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde in het bestreden besluit van 14 december 2020. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel aan de voorwaarden voldoet en dat hij regelmatig bewijsstukken heeft aangeboden, maar de rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aan te tonen dat hij aan de vereisten voldoet. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser geen zelfstandige is en dat de aanvraag voor de Tozo-uitkering terecht is afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/358

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Buizert).

Procesverloop

In het besluit van 29 juni 2020 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een uitkering levensonderhoud op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) afgewezen.
In het besluit van 14 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is penningmeester van de stichting [stichting] , statutair gevestigd te [plaats] . Deze stichting informeert en begeleidt mensen die zich in Curaçao en de BES-eilanden willen vestigen. Op 31 maart 2020 heeft eiser een Tozo-uitkering aangevraagd.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en dit besluit na bezwaar gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser niet tot de doelgroep van de Tozo behoort. Eiser is penningmeester van een stichting, heeft niet de volledige zeggenschap over die stichting en draagt niet volledig de financiële risico’s. Daarnaast wordt eiser ook door de Belastingdienst niet gezien als ondernemer omdat hij geen recht heeft op zelfstandigenaftrek.
3. Eiser voert aan dat hij wel voldoet aan de voorwaarden en dat hij ook door de belastingdienst als ondernemer wordt aangemerkt. Eiser stelt dat hij regelmatig heeft aangeboden om bewijsstukken in te leveren en dat verweerder daarop in had moeten gaan, maar dat verweerder nooit om aanvullende stukken heeft gevraagd.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Artikel 78f van de Participatiewet (Pw) vormt de grondslag voor de Tozo. Dit betekent dat de artikelen van de Pw op de Tozo van toepassing zijn.
4.2
Ingevolge artikel 1 van de Tozo wordt (…) onder zelfstandige verstaan: de rechthebbende, bedoeld in artikel 11, van de wet die achttien jaar of ouder is maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep hier te lande en die;
a. voldoet aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening daarvan;
b. ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep; en
c. alleen of samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf of zelfstandig beroep heeft en de financiële risico’s daarvan draagt.
4.3
Een praktische invulling van de zelfstandigheid is dat de aanvrager door de Belastingdienst als zelfstandige wordt aangemerkt en in die hoedanigheid recht heeft op zelfstandigenaftrek.
4.4
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Tozo kan algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.
5.1
Of eiser al dan niet recht heeft op algemene bijstand is in deze procedure niet aan de orde.
5.2
De vraag die in deze zaak voorligt is of verweerder op basis van hetgeen eiser bij de aanvraag heeft opgegeven en overgelegd kon oordelen dat eiser geen zelfstandige is. Daarbij geldt dat de Tozo een crisisregeling is die het mogelijk moet maken om snel en in grote aantallen uitkeringen te verstrekken.
5.3
Er is een zogenoemde Handreiking Tozo. Daarin staat het volgende vermeld ”Is het een naamloze vennootschap (nv), stichting, vereniging of andere rechtsvorm? Dan is er geen
recht op deze regeling.” Uitgangspunt voor verweerder is dus dat eiser, die in de aanvraag opgeeft een eigen bedrijf te hebben, waarbij uit de bijlagen blijkt dat het om een stichting gaat, niet voor de Tozo in aanmerking komt.
5.4
Eiser heeft verder in de aanvraag opgegeven geen recht te hebben op zelfstandigenaftrek van de Belastingdienst. Hieruit blijkt dat de Belastingdienst eiser niet als zelfstandige aanmerkt. Ook om die reden komt eiser niet in aanmerking voor de Tozo. Het had op de weg van eiser gelegen om, indien hij van mening is dat hij desondanks wel aan de vereisten van zelfstandigheid voldoet, spontaan door middel van objectiveerbare en verifieerbare bewijsstukken te onderbouwen dat dit het geval is. Het enkel - tijdens de hoorzitting - aanbieden om bewijs te leveren als verweerder hierom zou vragen, is daartoe niet voldoende. Het is immers aan eiser om aannemelijk te maken dat hij aan de wettelijke vereisten voor een Tozo-uitkering voldoet.
5.5
Er is nog een derde reden waarom eiser niet in aanmerking komt voor de Tozo, en die verweerder mede aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd. Eiser is werkzaam als penningmeester voor de stichting. Eiser ontving een vergoeding van de stichting, zoals uit zijn bankafschriften blijkt. Uit het door eiser overgelegde KvK-uittreksel van de [stichting] en de overige stukken blijkt echter niet dat hij financiële inbreng in de stichting heeft en of hij financiële risico’s van die stichting draagt.
5.6
De conclusie is dat verweerder op basis van de door eiser aangeleverde aanvraag en stukken terecht de aanvraag van eiser voor een Tozo-uitkering heeft afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Kraan, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.