ECLI:NL:RBDHA:2022:2246

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
NL21.14686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en procedurele waarborgen in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 2 oktober 2020 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, waarbij verweerder stelde dat eiser misleidende informatie over zijn identiteit had verstrekt. Eiser heeft aangevoerd dat hij in zijn belangen is geschaad doordat het verslag van het aanmeldgehoor niet aan zijn gemachtigde is verzonden, waardoor deze niet in staat was om het aanmeldgehoor voor te bereiden en te bespreken. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet conform zijn beleid heeft gehandeld door het verslag niet te verstrekken, wat een schending van de procedurele waarborgen inhoudt. De rechtbank concludeert dat dit gebrek niet kan worden gepasseerd en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de procedurele waarborgen in acht moeten worden genomen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. P. Kramer-Ograjensek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

ProcesverloopBij besluit van 10 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vw 2000 in verbinding met artikel 31 van de Vw 2000. Ook is daarbij bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en dat hem geen uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 wordt verleend. Het besluit geldt verder als een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen (NL21.14687).
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.14687, op 10 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser stelt [naam] te zijn, van Nigeriaanse nationaliteit te zijn, en te zijn geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft op 2 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: asielaanvraag) ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eisers vader is islamitisch en eisers moeder is een christen. Hierover hadden zijn ouders vaak ruzie, waarbij eisers vader de moeder van eiser vaak in elkaar sloeg. Op een dag in 2015 of 2016 is eiser door zijn vader naar een Koranschool gebracht. Eiser is echter erachter gekomen dat dit geen Koranschool was, maar een terroristische organisatie. Aldaar moest hij een eed afleggen en kreeg hij zes of zeven tekens op zijn schouders of (boven)arm. Vanwege de eed mocht hij aan niemand hier iets over zeggen. De moeder van eiser is er de volgende dag echter toch achter gekomen. Toen zijn moeder verhaal wilde halen bij de vader van eiser, werd zij door eisers vader mishandeld. Eiser is toen gevlucht naar het huis van zijn moeder. De volgende dag is hij samen met zijn moeder uit Nigeria gevlucht. De moeder van eiser is tijdens de vlucht om het leven gekomen. Eiser zegt te vrezen voor zijn vader en zijn vrienden, deze zouden hem willen doden en hiervoor kan hij geen bescherming krijgen van de overheid in Nigeria.
Bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit
  • Nationaliteit en herkomst
  • Problemen met vader en leden van de Koranschool (hierna: de door eiser gestelde problemen)
4. Verweerder vindt de door eiser gestelde identiteit ongeloofwaardig. Uit Eurodac blijkt dat eiser onder twee andere namen en geboortedata in Italië bekend staat. Verweerder gaat uit van de gegevens die in een andere lidstaat zijn geregistreerd. Deze afwijkende gegevens, waarover eiser geen adequate verklaring geeft, doen ernstig afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde identiteit. De door eiser gestelde problemen acht verweerder voorts óók ongeloofwaardig. Eiser heeft namelijk tegenstrijdig verklaard in het aanmeldgehoor van 15 oktober 2020 en in het nader gehoor over of zijn vader dood is. In het eerstgenoemde gehoor heeft hij verklaard dat zijn vader is overleden, terwijl hij in het nader gehoor heeft verklaard dat hij nog leeft en dat hij voor hem vreest. Hiervoor geeft hij geen bevredigende verklaring. Dit doet sterk afbreuk aan de geloofwaardigheid hiervan. Eiser verklaart weinig gedetailleerd over de Koranschool, terwijl dit wel van hem mag worden verwacht. Eiser kan geen enkele inschatting geven over hoeveel tijd er zat tussen zijn bezoek aan de Koranschool en zijn vertrek uit Nigeria, en over hoeveel tijd er zat tussen de mishandeling van zijn moeder en zijn vertrek uit Nigeria. Verweerder verwacht van eiser dat hij hierover meer inzicht moet kunnen verschaffen. Eiser heeft voorts tegenstrijdig verklaard over het aantal wonden dat hem is toegebracht op zijn bovenarmen. In het aanmeldgehoor waren dit er nog negen, en in het nader gehoor heeft hij zes of zeven gezegd. Bovendien blijkt uit het medisch rapport van 21 januari 2020 dat eiser heeft verklaard geen littekens te hebben. Dat hij iets anders onder littekens heeft verstaan is hiertoe geen goede verklaring, ook nu dit niet voortvloeit uit zijn overige verklaringen. Eiser heeft verklaard dat hij denkt dat de Koranschool een terroristische organisatie was, maar heeft niet aangegeven waar hij dit op baseert. Eiser heeft tijdens het aanmeldgehoor van 15 oktober 2020 en in het nader gehoor tegenstrijdig verklaard over of hij een terroristisch misdrijf begaan heeft. In het eerstgenoemde gehoor verklaart eiser nog van wel, maar in het nader gehoor geeft eiser aan dat dit niet heeft plaatsgevonden. Hiervoor geeft eiser geen bevredigende verklaring. Voorts heeft eiser ongerijmde verklaringen afgelegd over hoe hij wist dat de mannen die bij terugkomst bij zijn vader waren toen zijn moeder bij hem verhaal ging halen de mannen waren die bij de Koranschool waren. Te meer nu hij heeft aangegeven dat een van de mannen gemaskerd was. Eiser heeft tot slot geen afdoende verklaring gegeven waarom hij geen aangifte heeft gedaan bij de lokale autoriteiten in Nigeria – of althans geen poging heeft ondernomen. Volgens het Algemeen Ambtsbericht Nigeria 2021 is het aantal gevallen van corruptie bij de politie sterk afgenomen.
5. Verweerder acht de herkomst en nationaliteit van eiser wél geloofwaardig. Dit is echter onvoldoende om eiser asiel te verlenen. Eiser kan niet worden aangemerkt als verdragsvluchteling en komt niet in aanmerking voor subsidiaire bescherming. De asielaanvraag wordt afgedaan als kennelijk ongegrond omdat volgens verweerder sprake is van misleiding over de identiteit van eiser. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om eiser ambtshalve een verblijfsvergunning regulier te verlenen, dan wel uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000. Het besluit geldt – tot slot – als terugkeerbesluit waarbij eiser een vertrektermijn onthouden is en inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Standpunt eiser
6. Eiser kan zich niet met het bestreden besluit verenigen. Op dat wat hij in beroep hierover specifiek naar voren heeft gebracht zal hierna worden ingegaan.
Beoordeling rechtbank
Zorgvuldigheid van de besluitvorming
7. Eiser voert in de eerste plaats aan dat verweerder ten onrechte de AA-procedure niet heeft verlengd, dan wel de procedure van eiser naar de VA gezonden heeft. Dit omdat verweerder nagelaten heeft gemachtigde te informeren over het aanmeldgehoor op 15 oktober 2020. Dit is zeer onzorgvuldig. Dit aanmeldgehoor had aan gemachtigde moeten worden toegezonden voorafgaand aan het nader gehoor. Te meer omdat eiser tegenstrijdigheden worden tegengeworpen tussen het aanmeldgehoor en het nader gehoor. Gemachtigde was niet in de gelegenheid het aanmeldgehoor eerder te bespreken.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van zijn beleid zoals neergelegd in paragraaf C1/2.1 Vc 2000 gehouden is om het aanmeldgehoor aan gemachtigde toe te zenden. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder dat niet heeft gedaan. Partijen verschillen wel van mening over de vraag of hieraan gevolgen moeten worden verbonden.
9. De rechtbank overweegt dat verweerder gehouden is om te handelen conform zijn beleid. Het toezenden van het aanmeldgehoor aan de gemachtigde is een van de waarborgen voor een zorgvuldige procedure en ziet op het kunnen nabespreken van dit gehoor, eventueel correcties en aanvullingen in te kunnen dienen en op het gedegen kunnen voorbereiden van de vreemdeling op het nader gehoor. De rechtbank volgt verweerder dan ook niet in zijn stelling dat het niet voldoen aan het bieden van een zorgvuldige procedure geen gevolgen hoeft te hebben omdat de gemachtigde in een latere fase van de procedure kennis heeft kunnen nemen van het verslag van het aanmeldgehoor en alsnog correcties en aanvullingen heeft kunnen indienen. Temeer nu verweerder tegenstrijdigheden aan eiser tegenwerpt tussen de verschillende gehoren en dit betrekt bij zijn geloofwaardigheidsbeoordeling, is het niet aan verweerder om lichtvaardig voorbij te gaan aan het niet bieden van een zorgvuldige procedure. Verweerder hecht kennelijk ook waarde aan deze procedure omdat deze werkwijze immers is opgenomen in de Vc.
10. Eiser heeft ter zitting, desgevraagd, verklaard dat hij het aanmeldgehoor moeilijk vond omdat hij niet is gewend dat aan hem zoveel vragen worden gesteld en dat hij ook niet begrijpt waar al die vragen toe dienen. Eiser heeft ook verklaard dat hij gestrest was en het erg moeilijk vindt om er mee om te gaan dat zijn moeder is overleden toen zij samen op de vlucht waren. De rechtbank overweegt dat eiser met deze verklaringen uitdrukkelijk heeft onderbouwd dat hij wel in zijn belangen is geschaad doordat de gemachtigde het aanmeldgehoor niet heeft kunnen nabespreken, correcties en aanvullingen heeft kunnen aanbrengen en eiser heeft kunnen voorbereiden op het nader gehoor, hoe dit zal verlopen, hoeveel vragen aan hem zullen worden gesteld en wat van hem wordt verwacht.
11. De gemachtigde van eiser heeft overigens terecht opgemerkt dat het niet van haar gevergd kan worden om deze gebreken in de gevolgde procedure “op te lossen” door afspraken met andere cliënten en/of andere professionele werkzaamheden te verplaatsen en daarmee verantwoordelijk te worden voor de procedurele waarborgen die verweerder moet bieden. Gemachtigde van eiser heeft er hierbij op gewezen dat eerst een Dublinprocedure is gevolgd en haar niet is medegedeeld dat er een aanmeldgehoor ten behoeve van de nationale procedure was ingepland zodat zij hier ook geen rekening mee heeft kunnen houden.
12. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder “gewoon” conform zijn beleid moet handelen en zeker als het gaat om procedurele waarborgen die immers tot doel hebben een procedure zorgvuldig te laten verlopen. Indien abusievelijk niet wordt aangekondigd dat er een aanmeldgehoor zal plaatsvinden en abusievelijk het verslag van het aanmeldgehoor niet aan de gemachtigde wordt toegezonden, had verweerder in samenspraak met de gemachtigde van eiser kunnen bezien hoe alsnog zorgvuldig gehandeld had kunnen worden om de gemachtigde in de gelegenheid te stellen eiser voor te bereiden op het nader gehoor en eiser alsnog in staat te stellen zijn relaas adequaat naar voren te brengen. Indien verweerder dit nalaat, zal verweerder uitdrukkelijk dienen te motiveren op welke wijze dit gebrek in de procedure wordt betrokken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Eiser heeft terecht aangevoerd dat verweerder niet zonder nadere motivering op dit punt tegenstrijdigheden tussen de gehoren mag betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling en ten grondslag mag leggen aan de afwijzing van de asielaanvraag. Het volstaat dus niet om te overwegen dat gemachtigde het verslag van het aanmeldgehoor alsnog heeft ontvangen en alsnog correcties en aanvulling heeft kunnen indienen. Het gaat hierbij niet alleen om de omstandigheid dat op het moment dat het besluit genomen wordt alle stappen in de procedure formeel zijn doorlopen, het gaat ook om de volgordelijkheid van de fases in de procedure. Eiser en zijn gemachtigde hebben concreet aangegeven op welke wijze eiser in zijn belangen is geschaad doordat verweerder op dit punt, zonder enige toelichting over de oorzaak van dit gebrek, niet conform zijn beleid heeft gehandeld. Daargelaten dat het opmerkelijk is om beleid te formuleren en vervolgens te overwegen dat de rechtszoekende niet in zijn belangen is geschaad als verweerder niet conform dit beleid handelt, zal de rechtbank dit gebrek dan ook niet passeren onder verwijzing naar artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht. Het passeren van dit gebrek zou er in essentie immers op neerkomen dat de rechtbank bevestigt dat de in het beleid van verweerder opgenomen procedurele waarborg geen betekenis heeft. Het kan dan ook niet voor rekening van eiser komen, zoals verweerder heeft gesuggereerd, dat eiser zijn gemachtigde niet zélf op de hoogte heeft gesteld dat hij een uitnodiging voor een aanmeldgehoor had ontvangen en dat hij niet zélf verslag heeft uitgebracht aan zijn gemachtigde over het verloop van dit aanmeldgehoor.
13. De rechtbank zal het besluit vernietigen vanwege dit gebrek. Omdat verweerder in zijn nieuw te nemen besluit eerst moet bepalen hoe hij dit gebrek gaat “compenseren” en de gevolgen hiervan ongedaan zal maken, acht de rechtbank het niet opportuun om thans de overige geschilpunten tussen partijen te bespreken. De rechtbank zal geen termijn verbinden aan het nemen van een nieuw besluit omdat de rechtbank niet uitsluit dat verweerder eiser opnieuw zal gaan horen. Ter zitting is aan de orde gekomen dat de feiten en omstandigheden waarover eiser heeft verklaard wellicht duiden op het gedwongen hebben moeten ondergaan van initiatierituelen en niet op een gedwongen rekrutering bij een terroristische organisatie. Het is aan partijen om in verband met het nieuw te nemen besluit na te gaan of eiser aanvullende asielmotieven naar voren wenst te brengen in deze procedure en/of eiser, gelet op de verklaringen en toelichting hierop ter zitting, nader gehoord zal worden.
14. Het beroep is gegrond.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een beslissing te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.W. Venderbos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 maart 2022
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.