ECLI:NL:RBDHA:2022:2251
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en procesbelang in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag in de verlengde procedure was ingewilligd. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De gemachtigde van de staatssecretaris was afwezig.
De rechtbank heeft ambtshalve beoordeeld of eiser procesbelang had bij zijn beroep, nu hem al een asielvergunning was verleend. De rechtbank concludeerde dat de verleende verblijfsvergunning niet onder voorbehoud was verleend, en dat eiser daarom geen procesbelang had. De rechtbank oordeelde dat de asielvergunning onvoorwaardelijk was verleend en dat er geen aanleiding was om door te procederen voor de a-grond, aangezien de b-grond al was gehonoreerd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de door eiser opgeworpen vragen over de motivering van de staatssecretaris niet leidden tot een ander oordeel over het procesbelang. Eiser had geen belang bij het doorprocederen, omdat de vergunning al was verleend. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk was bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.