ECLI:NL:RBDHA:2022:2314
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afgeleid verblijfsrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door gemachtigde S. Imami-Kalloemisier, had een aanvraag ingediend voor een document dat zijn afgeleid verblijfsrecht op grond van artikel 20 van het VWEU bevestigde. Deze aanvraag werd op 14 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 15 oktober 2021 ongegrond verklaard, waarna verzoeker beroep instelde bij de rechtbank, dat bekend is onder zaaknummer NL21.16588.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 2 februari 2022 in Breda. Tijdens deze zitting is besloten dat het onderzoek ter zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege blijft. De rechtbank heeft in haar uitspraak van vandaag het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening ook is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.