ECLI:NL:RBDHA:2022:2378

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
NL22.3382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, die van Algerijnse nationaliteit is, tegen de maatregel van bewaring die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel was op 26 januari 2022 opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De Staatssecretaris heeft op 16 februari 2022 de maatregel opgeheven, waarna de rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring was opgeheven. De rechtbank heeft eerder de rechtmatigheid van de maatregel getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak rechtmatig was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de maatregel van bewaring sinds 9 februari 2022 niet meer rechtmatig was, maar dat het vervolgberoep ontvankelijk was, ondanks dat het na de opheffing van de maatregel was ingesteld.

Eiser heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris onzorgvuldig heeft gehandeld door het besluit tot opheffing van de maatregel niet tijdig aan de stukken toe te voegen. De rechtbank oordeelt dat dit niet leidt tot de conclusie dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig was. Eiser heeft ook betoogd dat de Staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot een openstaand strafrechtelijk vonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor een ontoelaatbare vertraging van de zijde van de Staatssecretaris.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3382

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 januari 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 16 februari 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 februari 2022 (in de zaak NL22.1391) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, te weten op 9 februari 2022, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Verder stelt de rechtbank vast dat het vervolgberoep is ingesteld op 28 februari 2022, terwijl de maatregel van bewaring al met ingang van 16 februari 2022 is opgeheven. Nu er echter geen wettelijke termijn is waarbinnen eiser een vervolgberoep moet instellen en er geen aanleiding is voor het oordeel dat het vervolgberoep onredelijk laat is ingediend, is het vervolgberoep ontvankelijk.
5. Eiser voert allereerst aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door het besluit tot opheffing van de maatregel (het model M113) niet aan de stukken toe te voegen en dit besluit ook niet aan eiser uit te reiken. De rechtbank stelt vast dat verweerder het model M113 op 2 maart 2022 alsnog aan de stukken heeft toegevoegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of het besluit tot opheffing (tijdig) aan eiser is uitgereikt. Niet in geschil is dat de maatregel met ingang van 16 februari 2022 is opgeheven. Ook als eiser in zijn stelling wordt gevolgd, leidt dat daarom niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is.
6. Verder voert eiser aan dat verweerder onzorgvuldig dan wel onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door in strijd met zijn beleid, zoals neergelegd in paragraaf A5/6.13 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), een openstaand vonnis waarbij eiser is veroordeeld tot veertien dagen gevangenisstraf niet eerder ten uitvoer te leggen. Volgens eiser is niet duidelijk wanneer het vonnis onherroepelijk is geworden en had eiser mogelijk niet in bewaring gesteld mogen worden.
7. Het beleid van verweerder houdt in dat wanneer tijdens de bewaring bekend wordt dat de vreemdeling nog een strafrechtelijk vonnis of arrest moet ondergaan, dit vonnis of arrest, voor zover dat is toegelaten, zo snel mogelijk ten uitvoer wordt gelegd. In verband hiermee moet verweerder zodra hij op de hoogte is van een strafrechtelijk vonnis contact opnemen met het Openbaar Ministerie.
8. Uit de voortgangsrapportage die verweerder heeft overgelegd volgt dat op 16 februari 2022 bij verweerder bekend was dat eiser een strafrechtelijk vonnis open heeft staan. Aanknopingspunten voor de stelling dat verweerder daarvan eerder op de hoogte was ontbreken. De enkele opmerking van eiser dat dit mogelijk het geval was is daarvoor onvoldoende. Van een ontoelaatbare vertraging aan de zijde van verweerder is dan ook niet gebleken.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.