ECLI:NL:RBDHA:2022:2396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 7025
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarheid van bestuur en weigering van documenten in het kader van Wob-verzoek

In deze zaak hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een beroep gedaan op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie te verkrijgen over de bestuurlijke aangelegenheid ‘Woningbouwlocatie Bronsgeest in Noordwijk’. Zij hebben verzocht om openbaarmaking van alle brieven en e-mails die een statenlid, de heer [statenlid], heeft gestuurd aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland over deze kwestie. Verweerder, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, heeft op het verzoek beslist en enkele documenten openbaar gemaakt, maar heeft de openbaarmaking van één document, een brief van het statenlid aan een gedeputeerde, volledig geweigerd. Dit document bevatte vertrouwelijke informatie van een derde partij.

De rechtbank heeft op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. Tijdens de zitting op 18 februari 2022 zijn eisers niet verschenen, maar verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat de weigering van openbaarmaking van bijlage 2 bij document 6 gerechtvaardigd was, omdat openbaarmaking zou leiden tot onevenredige benadeling van de schrijver van de brief. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eisers geen belang meer hadden bij de integrale versie van bijlage 5, aangezien dit document al openbaar was gemaakt in een andere Wob-procedure.

De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/7025

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers,

en

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, verweerder

(gemachtigde: mr. D. van Weerden).

Procesverloop

Bij besluit van 31 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder beslist op het verzoek dat eisers in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) gedaan hebben.
Verweerder heeft op 2 juni 2020 een aanvullend besluit genomen naar aanleiding van de door eisers ingediende bezwaargronden.
Bij besluit van 22 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de twee eerdere besluiten gedeeltelijk herroepen en voor het overige het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 februari 2022.
Eisers zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en [A] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1 Eisers hebben met een beroep op de Wob bij verweerder verzocht om openbaarmaking van informatie over de bestuurlijke aangelegenheid ‘Woningbouwlocatie Bronsgeest in Noordwijk’. Meer specifiek is verzocht om alle brieven en e-mails die statenlid de heer [statenlid] (hierna [statenlid] ) aan (individuele leden en ambtenaren van) Gedeputeerde Staten (hierna GS), heeft gestuurd over (inwoners van) de gemeente Noordwijk en/of over woningbouwlocatie Bronsgeest en de reacties daarop.
Wat heeft verweerder besloten?
2.1
Verweerder heeft op het verzoek beslist. Er zijn zes documenten aangetroffen die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Documenten 1 tot en met 5 zijn openbaar gemaakt met uitzondering van daarin opgenomen namen, handtekeningen, telefoonnummers, adresgegevens en tot personen herleidbare functietitels. De openbaarmaking van document 6 is in het geheel geweigerd. Dit document betreft een brief van [statenlid] aan een gedeputeerde, met vijf bijlagen. De bezwaargronden van eisers richten zich alleen nog tegen het niet overleggen van dit document met bijlagen. Naar aanleiding van eisers bezwaar heeft verweerder op 2 juni 2020 een aanvullend besluit genomen.
2.2
Verweerder volgt in het besluit het advies van de bezwarencommissie van 30 juli 2020:
-document 6 zelf wordt openbaar gemaakt, met uitzondering van alinea 3;
-de bijlagen 1 en 4 bij document 6 zijn reeds openbaar zodat daar geen beslissing over genomen hoeft te worden;
-bijlage 3 bij document 6 wordt openbaar gemaakt, met uitzondering van pagina 3;
-de weigering van openbaarmaking ten aanzien van bijlagen 2 en 5 bij document 6 blijft gehandhaafd.
Wat vinden partijen in beroep?
3 Eisers blijven van mening dat document 6 en bijbehorende bijlagen 2, 3 en 5 volledig moeten worden verstrekt dan wel openbaar gemaakt.
4 In het verweerschrift merkt verweerder op dat bijlage 5 inmiddels al grotendeels openbaar is geworden door middel van een ander Wob-verzoek van eisers bij de gemeente Noordwijk. Verweerder legt bijlage 5 dan ook grotendeels aan eisers over. Daarmee bestaat ook aanleiding informatie die over het rapport is opgenomen in de brief aan Statenlid B aan eisers te verstrekken (dit ziet op bijlage 3 bij document 6).
5 Naar aanleiding van het verweerschrift geven eisers aan dat het beroep al deels gehonoreerd is maar dat er nog niet geheel voldaan is aan het verzoek van eisers. Zo zijn in bijlage 5 zoals door verweerder aan eisers verstrekt diverse namen en passages weggelakt en is er onjuist ingekort. Eisers wensen de volledige tekst.
Ten aanzien van bijlage 2 voeren eisers aan dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Gebleken is dat er veel onwaarheden verspreid zijn over, onder andere, eisers. Er ontbreekt een belangenafweging op dit punt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6 De rechtbank stelt allereerst vast dat eisers geen beroepsgronden meer gericht hebben die zien op bijlage 3 bij document 6. Dit punt is kennelijk niet langer in geschil.
De rechtbank is verder van oordeel dat eisers geen belang (meer) hebben bij het verstrekken van de integrale versie van bijlage 5, aangezien dit document al openbaar gemaakt is in het kader van een andere Wob-procedure.
Tot slot overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de openbaarmaking van bijlage 2 bij document 6 geweigerd. Daarbij heeft verweerder kunnen wijzen op de omstandigheid dat dit een brief betreft van een derde, met daarin diens ervaring en mening, die vertrouwelijk aan [statenlid] is gezonden. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat openbaarmaking van die brief zou leiden tot onevenredige benadeling van de schrijver van die brief. Deze heeft er op mogen vertrouwen dat hij zich vertrouwelijk tot een statenlid kon wenden. Zoals verweerder ter zitting herhaald heeft dient er geen drempel opgeworpen te worden voor burgers om zich te wenden tot politici. [1] Het betoog van eisers dat op deze wijze voor hen niet is na te gaan of er sprake is van stemmingmakerij in dit document, doet hier niet aan af. Verweerder heeft in dit geval het belang van onevenredige benadeling van verweerder en van derden zwaarder kunnen laten wegen dan het algemene belang van openbaarmaking.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie ook rechtsoverweging 7.1.3 van de uitspraak van deze rechtbank van 21 januari 2020, ECLI:NL:RBDHA:569