ECLI:NL:RBDHA:2022:2419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om draagkrachtmeting bij studieschuld en de gevolgen van aflossingsvrije periodes

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in [woonplaats], een verzoek ingediend bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om met terugwerkende kracht de aflossingsvrije periodes van haar studieschuld om te zetten in een aflossingscapaciteit van nihil, rekening houdend met haar draagkracht. De rechtbank heeft op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij zij oordeelde dat op grond van artikel 10a.7, eerste lid, van de Wet Studiefinanciering 2000 een verzoek om draagkrachtmeting alleen voor de resterende aflosfase kan worden aangevraagd en niet met terugwerkende kracht. Dit betekent dat de beslissing van de verweerder om het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren, juist was.

Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, dat op 20 april 2021 was genomen, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Tijdens de zitting op 8 februari 2022, waaraan eiseres niet deelnam, werd de zaak verder behandeld. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet tijdig had ingelogd voor de zitting en dat de technische problemen die zij ondervond voor haar risico kwamen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak te heropenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de informatie op de website van de verweerder voldoende duidelijk was over de gevolgen van het aanvragen van aflossingsvrije periodes en dat eiseres op de hoogte had moeten zijn van de verlenging van de aflossingstermijn. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van de verweerder in stand blijft.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/3397

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 1 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 20 april 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2022 via een skype-verbinding.
Eiseres heeft daaraan niet deelgenomen.
Namens verweerder heeft mr. drs. [A] deelgenomen.

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft bij bericht van 8 februari 2021 het maandbedrag dat eiseres vanaf maart 2021 tot en met december 2021 op haar studieschuld moet aflossen op nihil gesteld. Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend en daarin mede verzocht om met terugwerkende kracht de aflossingsvrije periodes van haar studieschuld om te zetten in een aflossingscapaciteit van nihil rekening houdend met haar draagkracht.
2. In voorgaande jaren zijn op verzoek van eiseres bij besluiten van respectievelijk 6 april 2016, 11 december 2016, 4 mei 2020 en 11 november 2020 aflossingsvrije periodes van haar studieschuld vastgesteld.
3. Verweerder heeft het bezwaarschrift van eiseres mede aangemerkt als gericht tegen de besluiten vermeld onder 2. Met zijn beslissing op bezwaar heeft verweerder alle bezwaren afgewezen omdat verlaging van het te betalen maandbedrag op basis van draagkracht niet met terugwerkende kracht mogelijk is, maar enkel voor de resterende terugbetalingsperiode.
Geschil4. In geschil is of verweerder terecht heeft geoordeeld dat pas per 1 maart 2021 rekening kan worden gehouden met de draagkracht van eiseres.
5. Eiseres stelt dat de toegekende aflossingsvrije periodes moeten worden gewijzigd in periodes waarbij haar aflossingscapaciteit op basis van haar draagkracht wordt vastgesteld. Ten tijde van het indienen van haar verzoeken om aflossingsvrije periodes wist zij niet dat de totale aflossingstermijn verlengd zou worden met de het aantal maanden van de aflossingsvrije periode. Als zij hiervan op de hoogte was geweest, zou zij hebben verzocht om het aflossingsbedrag op basis van haar inkomen vast te stellen. De website van verweerder gaf hierover geen informatie.
6.
Verweerder stelt dat pas per 1 maart 2021 rekening kan worden gehouden met de draagkracht van eiseres. De wettelijke regeling met betrekking tot de ingangsdatum van de draagkrachtmeting, artikel 10a.7 Wet Studiefinanciering 2000 (WSF), kan niet buiten toepassing worden gelaten. Op de website van DUO was steeds voldoende informatie beschikbaar over de verschillende mogelijkheden om het maandbedrag te verlagen en over de gevolgen van de keuze voor een aflossingsvrije periode.
Beoordeling van het geschil
Heropening
7. Eiseres is uitgenodigd om deel te nemen aan de skype-zitting. Zij heeft de uitnodiging met bijbehorende link ontvangen. Bij aanvang van de zitting om 11:15 uur was eiseres niet aangemeld. De rechtbank heeft vervolgens vijf minuten gewacht en daarna de zitting geopend. Pas na sluiting van het onderzoek ter zitting, heeft eiseres zich aangemeld. Na afloop van de zitting heeft telefonisch contact met eiseres plaats gevonden. Hierbij heeft zij verklaard dat het haar niet lukte in te loggen en dat zij vervolgens contact heeft gezocht met het rechtspraak servicecentrum om haar technische problemen op te lossen. Daar waren een aantal wachtenden voor haar. In de uitnodiging voor de skype-zitting wordt aangeraden om ruim voor de zitting de benodigde software te downloaden en de link in de uitnodiging te proberen. Ook wordt gewezen op de mogelijkheid om, als de videoverbinding niet lukt, in te bellen via de telefoon. Nu eiseres kennelijk pas kort voor of op het tijdstip van aanvang van de zitting geprobeerd heeft in te loggen en ook niet via de telefoon contact heeft gelegd met de rechtbank, komt het niet kunnen deelnemen aan de zitting voor haar risico. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de zaak te heropenen.
Inhoudelijk
8. Artikel 10a.7, eerste lid, WSF luidt als volgt:
“Indien de debiteur niet in staat is de vastgestelde termijnbetaling te voldoen, kan hij gedurende de aflosfase bij Onze Minister een aanvraag indienen om zijn draagkracht vast te stellen voor de resterende aflosfase.”
9. Op grond van artikel 10a.7, eerste lid, WSF kan een verzoek om draagkrachtmeting dus alleen voor de resterende aflosfase worden aangevraagd en niet met terugwerkende kracht. De beslissing op bezwaar van 20 april 2021 is derhalve juist.
10. Verweerder heeft als bijlage bij het verweerschrift een schermprint overgelegd van de informatie die vanaf 2015 op de website van verweerder staat vermeld. Daarin staat dat een aflossingsvrije periode niet altijd nodig is en dat ook op basis van het inkomen het maandelijks terug te betalen bedrag lager of op nihil kan worden vastgesteld. Verder wordt daar expliciet vermeld dat de terugbetalingsperiode van de studieschuld met het aantal aflossingsvrije maanden wordt verlengd. Dat eiseres niet wist dat haar verzoeken voor het toekennen van een aflossingsvrije periode zouden leiden tot verlenging van de aflossingstermijn, komt dan ook voor haar rekening en risico. De door eiseres overgelegde schermprint waarin de verlenging van de aflossingstermijn niet staat vermeld, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het kopje van deze schermprint volgt dat dit kennelijk het scherm is dat iemand ziet nadat de keuze reeds is gemaakt voor een aflossingsvrije periode.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep ongegrond.

Proceskosten12.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. Ebbeling, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
1 maart 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.