ECLI:NL:RBDHA:2022:2429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom voor belemmering van doorvaart in Reeuwijk-Brug
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Reeuwijk, en het college van burgemeester en wethouders van Bodegraven-Reeuwijk. Eiser kreeg een last onder dwangsom opgelegd vanwege de belemmering van de doorvaart in de sloot achter zijn woning. De zaak begon met een handhavingsverzoek van een derde-partij, die klaagde dat de doorvaart werd belemmerd door de bredere boot van eiser. Eiser had zijn eerdere, smallere boot vervangen door een bredere boot, waardoor de doorvaartbreedte onvoldoende was voor de boot van de derde-partij. Het college legde een last onder dwangsom op van € 500,- per week, tot een maximum van € 5.000,-, om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Eiser voerde aan dat hij geen wettelijke norm had overtreden en dat de opgelegde last onder dwangsom niet terecht was. Hij stelde dat de doorvaartbreedte van 2.35 m geen wettelijke basis had en dat hij afhankelijk was van externe factoren. De rechtbank oordeelde echter dat het college terecht had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat de nieuwe boot van eiser de doorvaart hinderde en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank concludeerde dat eiser voldoende mogelijkheden had om te voldoen aan de eisen van het Binnenvaartpolitiereglement en dat de handhaving niet onevenredig was.