ECLI:NL:RBDHA:2022:243
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning proceskostenvergoeding na intrekking beroep om bijstandsaanvraag
In deze zaak hebben eisers, beiden woonachtig te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Gouda om een besluit te nemen op hun aanvraag om algemene bijstand. De aanvraag was op 11 juni 2020 ingediend, maar het college heeft pas op 14 december 2020 een besluit genomen, nadat eisers hun beroep hadden ingetrokken. Eisers hebben verzocht om een proceskostenvergoeding, maar het college heeft dit verzoek afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 10 november 2020 beroep hebben ingesteld omdat het college niet tijdig op hun aanvraag had beslist. Na het indienen van het beroep heeft het college alsnog op 14 december 2020 een besluit genomen, waarbij eisers met terugwerkende kracht bijstand is toegekend. De rechtbank overweegt dat, op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht, eisers recht hebben op een proceskostenvergoeding omdat het college hen tegemoet is gekomen door alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat eisers wisten dat het college op korte termijn een besluit zou nemen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding toe en stelt deze vast op € 379,50, alsmede de vergoeding van het griffierecht van € 48,-. De uitspraak is gedaan door mr. S. Pereth, rechter, en is openbaar uitgesproken op 7 januari 2022.