ECLI:NL:RBDHA:2022:2432
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering handhaving tegen medisch centrum op basis van klacht over onjuiste persoonsgegevens in medisch dossier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, wonende in Oost-Timor, en de Autoriteit Persoonsgegevens als verweerder. De eiser had een klacht ingediend over het Radboud Universitair Medisch Centrum (R) met betrekking tot onjuiste en niet-relevante persoonsgegevens in zijn medisch dossier, die volgens hem waren opgenomen naar aanleiding van een onderzoek in 2012. De eiser verzocht om rectificatie van deze gegevens, maar de Autoriteit Persoonsgegevens weigerde handhavend op te treden tegen R, stellende dat het correctierecht, zoals bedoeld in artikel 16 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), niet van toepassing was op de door eiser gewenste aanpassingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Autoriteit Persoonsgegevens op goede gronden heeft geoordeeld dat de klacht van eiser geen betrekking had op eenvoudig vast te stellen onjuiste persoonsgegevens. De rechtbank oordeelde dat het correctierecht niet bedoeld is om indrukken, meningen en conclusies te corrigeren, en dat de door eiser aangedragen voorbeelden van onjuiste gegevens niet objectief vast te stellen waren. De rechtbank concludeerde dat de verwerking van persoonsgegevens door R noodzakelijk was voor de uitvoering van de behandelovereenkomst en dat eiser geen toestemming had gegeven voor het verstrekken van zijn medisch dossier aan de Autoriteit Persoonsgegevens.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de grenzen van het correctierecht onder de AVG en de noodzaak voor eiser om zijn handhavingsverzoek te onderbouwen met objectieve gegevens.