ECLI:NL:RBDHA:2022:247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
NL21.10106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse homoseksuele man op basis van ongeloofwaardigheid van verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse man die een verblijfsvergunning asiel aanvroeg. De man, eiser, stelde homoseksueel te zijn en dat hij in Nigeria problemen had ondervonden vanwege zijn geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn homoseksualiteit en de problemen die hij in Nigeria heeft ervaren als ongeloofwaardig werden beschouwd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 10 december 2021 in Breda, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft hij zijn situatie toegelicht. Eiser heeft verklaard dat hij op jonge leeftijd seksuele relaties met jongens heeft gehad en dat hij door zijn ouders naar een voodooman is gebracht in een poging om hem te 'genezen'. Na problemen in zijn omgeving heeft hij besloten Nigeria te verlaten. Verweerder heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van eiser summier en oppervlakkig waren, en dat hij niet overtuigend kon uitleggen hoe zijn relaties zich hebben ontwikkeld. Ook zijn kennis van de lhbti-gemeenschap in Nigeria en Nederland werd als onvoldoende beoordeeld.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. S. Sewnath),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.F.M. van Raak).

ProcesverloopBij besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2021 op zitting behandeld te Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1996 en van Nigeriaanse nationaliteit te zijn.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en dat hij daardoor problemen heeft ondervonden in Nigeria. Eiser stelt dat hij op acht- of negenjarige leeftijd begon met seksuele relaties met jongens uit zijn buurt. Hij heeft daardoor problemen ondervonden, onder meer doordat buurtbewoners zijn ouders onder druk zetten, waarna hij door zijn ouders naar een voodooman is gebracht in een poging om hem te genezen van zijn homoseksuele geaardheid. Toen dit niet bleek te werken is hij verbannen naar zijn oom in [plaatsnaam 1]. Nadat hij in 2014 is betrapt op seksuele handelingen met zijn vriend [Naam 2] door de vader van [Naam 2], heeft eiser besloten om Nigeria te verlaten.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de homoseksuele geaardheid van eiser en de problemen die hij naar aanleiding daarvan in Nigeria stelt te hebben ondervonden ongeloofwaardig zijn. Verweerder vindt dat eiser summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn geaardheid en zijn beleving daarbij en bij de houding van de Nigeriaanse maatschappij ten aanzien van homoseksualiteit. Ook heeft eiser summier en oppervlakkig verklaard over [Naam 2] en over zijn relatie met [Naam 2]. Verweerder heeft daarbij overwogen dat van eiser wordt verwacht dat hij op een heldere manier inzichtelijk kan maken hoe hun vriendschappelijke relatie is ontwikkeld naar een romantische relatie. Eiser wordt verder tegengeworpen dat hij niet op de hoogte is van belangenorganisaties in Nigeria. Ook over de Nederlandse situatie heeft eiser volgens verweerder geen overtuigende verklaringen afgelegd. Eiser heeft weinig kennis over de politieke, juridische en culturele positie van de lhbti-gemeenschap in Nederland. Over de relatie met [Naam 3] in Nederland en de aantrekkingskracht die [Naam 3] op hem had, heeft eiser ongerijmd verklaard.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Eiser betwist niet zozeer dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard, maar stelt zich op het standpunt dat het voor hem moeilijk is om zijn gevoelens onder woorden te brengen. Hij vindt dat verweerder daar onvoldoende rekening mee heeft gehouden. Overigens stelt eiser wel zijn authentieke verhaal te hebben verteld en vindt hij dat hij daarmee zijn homoseksuele geaardheid en de problemen die hij heeft ondervonden wel degelijk inzichtelijk heeft gemaakt. Eiser bestrijdt dat hij oppervlakkig zou hebben verklaard over zijn relatie met [Naam 2]. Ook vindt hij dat hij voldoende heeft uitgelegd waarom hij weinig kan verklaren over de Nigeriaanse homogemeenschap en de daar opererende belangenorganisaties. Tot slot vindt eiser dat onvoldoende rekening is gehouden met de brief van het COC die hij heeft ingebracht en met het feit dat hij daar een man heeft ontmoet met wie hij een relatie heeft gehad.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Werkinstructies IND
4. Verweerder moet overeenkomstig WI [1] 2014/10 een integrale beoordeling van de geloofwaardigheid verrichten, waarbij alle relevante omstandigheden van het geval worden betrokken en in onderlinge samenhang worden gewogen.
5. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17. In het kader van het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid worden onder meer vragen gesteld over een aantal vaste thema’s: het privéleven van de vreemdeling, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van lhbti-groepen in het land van herkomst, contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele geaardheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die geaardheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar een lhbti-geaardheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling aanvaardbaar.
6. Een uitgangspunt van WI 2019/17 is ook dat de hoormedewerker zich tijdens het gehoor onbevangen opstelt dat zo veel mogelijk voorkomt dat deze (onbewust) redeneert vanuit een persoonlijk, vaak westers, referentiekader. Er dient te worden doorgevraagd op de persoonlijke belevingen van de vreemdeling en de persoonlijke betekenis die de gebeurtenissen voor de vreemdeling hebben gehad. Bij het stellen van vragen dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin mensen hun gerichtheid in woorden kunnen vatten, omdat dit per persoon zal verschillen. Daarbij is opgemerkt dat niet iedere vreemdeling gewend is om over zijn persoonlijke ervaringen en gevoelens te praten. De opdracht aan de hoormedewerker is dan om zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het niveau en de wijze van vertellen van de vreemdeling en zijn referentiekader.
Referentiekader
7. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet conform deze werkinstructies heeft beslist en dat niet inzichtelijk is gemaakt hoe de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling van alle relevante omstandigheden heeft plaatsgevonden. Volgens eiser heeft verweerder niet duidelijk laten zien waar in zijn beoordeling het zwaartepunt heeft gelegen. Eiser is ook van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de omstandigheid dat hij niet goed in staat is om uitvoeriger te verklaren. In dat verband heeft hij verwezen naar een artikel over de ‘Method of Levels’ [2] , waaruit blijkt dat er diverse omstandigheden zijn die verstorend kunnen werken in het kunnen uiten en verklaren van gevoelens. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij vanwege zijn stressvolle jeugd, zijn opvoeding, het ontbreken van vrijheid en veiligheid, alsmede gelet op zijn ongeschoolde achtergrond, niet goed in staat is om te verklaren in de zin van een diepgang die verweerder van hem eist. Daarbij stelt eiser dat hij na zijn vlucht uit Nigeria in Italië slachtoffer is geworden van mensenhandel, waarbij hij seksueel is misbruikt, en dat dit ook van invloed is geweest op zijn vermogen om te verklaren.
8. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunten. Het bestreden besluit geeft er voldoende blijk van waar het zwaartepunt van de beoordeling heeft plaatsgevonden, namelijk bij de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van eiser met betrekking tot zijn seksuele geaardheid. Daaraan heeft verweerder in het bestreden besluit en in het voornemen duidelijk de meeste aandacht besteed. In het voornemen heeft verweerder opgenomen dat hij daarbij in het algemeen het zwaartepunt legt. [3] Dat het zwaartepunt niet expliciet in het bestreden besluit is genoemd, doet daaraan niet af. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat van de vreemdeling mag worden verwacht dat hij (tot op zekere hoogte) kan verklaren over zijn gevoelens en beleving, ook als eiser niet geschoold is en geen sterke uitdrukkingsvaardigheden heeft. Verweerder wordt gevolgd in zijn standpunt dat eiser (tot op zekere hoogte) in staat moet worden geacht om de gevoelens die hij als 9-11-jarige jongen had, vandaag de dag vanuit zijn volwassen perspectief te interpreteren en beschrijven. Verweerder heeft rekening gehouden met het referentiekader van eiser, zoals beschreven in WI 2019/17, en heeft eisers verklaringen voldoende in die context beoordeeld. Uit het rapport van het nader gehoor van 9 juni 2021 kan worden afgeleid dat de hoormedewerker veel open vragen heeft gesteld, heeft doorgevraagd op momenten waarop eiser summier bleef in zijn verklaringen en vragen nader heeft toegelicht of heeft geherformuleerd waar eiser aangaf een vraag niet te begrijpen. Eiser heeft in beroep niet aannemelijk gemaakt dat hij vanwege zijn persoonlijkheid, opvoeding en negatieve ervaringen uit zijn jeugd niet of verminderd in staat is geweest om een interpretatie aan zijn gevoelens van destijds te geven en/of om zijn gevoelens onder woorden te brengen. Ook de tegenstrijdige verklaringen die eiser op bepaalde punten heeft afgelegd, [4] kunnen niet vanuit dat referentiekader worden verklaard.
Relaties
9. Eiser heeft tijdens de gehoren verteld over zijn relatie met [Naam 2] in Nigeria en zijn relatie met [Naam 3] in Nederland. Eiser heeft in beroep betoogd dat verweerder ten onrechte eisers relaas over [Naam 2] als oppervlakkig heeft aangemerkt en dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers relatie met [Naam 3].
10. De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eiser oppervlakkig en summier over [Naam 2] heeft verklaard, bijvoorbeeld in zijn verklaring over hoe hun relatie is ontwikkeld van vriendschappelijk naar romantisch/seksueel. Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser, na een relatie van drie tot vier jaar, weinig details over [Naam 2] kan noemen. Het valt op dat eiser de achternaam en de geboortedatum van [Naam 2] niet kent en dat hij enkel oppervlakkig heeft verklaard over het karakter van [Naam 2]. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor op de vraag, wat hij kan vertellen over [Naam 2] (niet zijn uiterlijk), als volgt geantwoord: “Hij heeft een goed hart en een goed gevoel voor mij.” en na doorvragen: “Hij luistert goed naar mij. Hij heeft een goed karakter. Ik vind zijn karakter leuk. Hij is aardig zoals ik. Hij heeft een leuk doen en laten en hoe we dingen deden.”. [5] Verweerder heeft die verklaringen niet ten onrechte als oppervlakkig bestempeld. Verweerder heeft bovendien niet ten onrechte bevreemdend gevonden dat eiser niets negatiefs over [Naam 2] kan vertellen.
11. De verklaringen van eiser over zijn relatie met [Naam 3] heeft verweerder niet ten onrechte als oppervlakkig en ongerijmd bestempeld. Eiser heeft verklaard dat hij [Naam 3] heeft ontmoet bij een bijeenkomst van COC, dat hij [Naam 3] heeft benaderd en hem heeft verteld over zijn gevoelens. Ze zouden vervolgens hun nummers hebben uitgewisseld en zouden elkaar daarna hebben gebeld en gegroet. Op de vraag wat eiser in [Naam 3] aantrok toen hij op hem afstapte, heeft eiser geantwoord: “Hij is rustig. De manier waarop hij met mij praatte en hoe wij voor elkaar zorgden. Hij kan ook goed koken. Ik zorg voor hem en hij voor mij.”. [6] Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser daarmee geen inzicht heeft gegeven waarop de aantrekkingskracht op het moment van de eerste ontmoeting was gebaseerd.
Kennis van situatie in Nigeria
12. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat hij plausibel en afdoende heeft verklaard waarom hij niet veel kan verklaren over de Nigeriaanse homogemeenschap. Hij vindt verder dat het ontbreken van kennis geen dragend argument kan zijn voor de ongeloofwaardigheid van zijn gestelde geaardheid.
13. De rechtbank volgt eiser ook daarin niet. Hoewel overeenkomstig het bepaalde in WI 2019/17 het zwaartepunt niet ligt op de beantwoording van de vragen over de kennis van de algemene situatie ten aanzien van lhbti’s in het land van herkomst, mag verweerder wel degelijk gewicht toekennen aan de beantwoording van dergelijke vragen. Eisers gevoel van onveiligheid vanwege zijn seksuele geaardheid is voor hem aanleiding is geweest om Nigeria te verlaten. Daarom is het niet onredelijk dat verweerder van eiser verwacht dat hij kennis heeft opgedaan van de positie van homoseksuelen in zijn land, alvorens hij het besluit neemt om zijn land te verlaten. Dat eiser niets kan vertellen over eventuele belangenorganisaties van lhbti’s in Nigeria, mag eiser dan ook wel degelijk worden aangerekend.
14. Eiser heeft aangevoerd dat hij niet veel kan vertellen over de Nigeriaanse homogemeenschap en de daar opererende belangenorganisaties omdat hij de gemeenschap niet opzocht, omdat hij niet wilde dat iemand van zijn geaardheid afwist. Dat eiser zijn homoseksuele geaardheid in Nigeria geheim wilde houden, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk, en dat kan eiser dan ook niet worden tegengeworpen. Dat verklaart echter nog niet dat eiser niet wist van het bestaan van belangenorganisaties. Voor dergelijke kennis is een coming-out in de Nigeriaanse gemeenschap immers niet noodzakelijk. Verweerder heeft terecht gewezen op het Algemeen Ambtsbericht over Nigeria van de minister van Buitenlandse Zaken van maart 2021, waaruit blijkt dat dergelijke belangenorganisaties in Nigeria wel degelijk bestaan. Uit het ambtsbericht blijkt dat er in Nigeria minstens vijftien actieve organisaties voor lhbti’s bestaan. [7]
Kennis van situatie in Nederland en brief COC
15. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser over het thema ‘contact met lhbti’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie’ geen overtuigende verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij bijeenkomsten van de COC heeft bezocht. Op de vraag, wat eiser deed bij deze bijeenkomsten, heeft eiser geantwoord: “Ze hebben ons gemotiveerd om ons leven te leiden zoals we dit willen. Ze vertellen ons dat we vrij zijn om te leven zoals we willen. Wij hoeven niet te vrezen om uit de kast te komen. Er is niemand die ons het leven moeilijk kan maken. We hebben ooit een moment gehad dat de arts is langsgekomen omdat iemand een ziekte heeft opgelopen. Maar het belangrijkste is dat we worden aangemoedigd om te zijn zoals wij willen.”. [8] Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt wat er zoal gebeurt tijdens een bijeenkomst van de COC en wat er bijvoorbeeld wordt besproken. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat eiser al geruime tijd – sinds 2019 – in Nederland verblijft.
16. Eiser heeft een brief van de COC overgelegd van 7 september 2019, waarin is verklaard dat eiser sinds april 2019 deelneemt aan maandelijkse [bijeenkomst] in [plaatsnaam 2], georganiseerd door de Werkgroep Asiel van COC-afdeling [plaatsnaam 2] . De rechtbank is van oordeel dat deze brief onvoldoende compensatie oplevert voor de summiere verklaringen die eiser heeft afgelegd. Gelet op WI 2019/17 en vaste rechtspraak komt aan dergelijke verklaringen maar beperkt gewicht toe [9] en is dat gewicht afhankelijk van de individuele casus. Wellicht mag op basis van de brief worden aangenomen dat eiser inderdaad met regelmaat COC-bijeenkomsten bezoekt, maar verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat het enkel aanwezig zijn bij COC-bijeenkomsten een persoon niet per definitie homoseksueel maakt: het gaat om de beleving die eiser bij deze bijeenkomsten heeft en wat hij daar persoonlijk komt halen dat zijn verhaal authenticiteit zou kunnen geven. Verweerder heeft in het bestreden besluit niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen en met de overgelegde brief van het COC niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom hij het persoonlijk belangrijk vond om naar de bijeenkomsten te gaan en welke functie deze in zijn leven als homoseksueel hebben. De beroepsgrond dat verweerder onvoldoende acht heeft geslagen op de verklaring van het COC, treft geen doel.
Slotoverwegingen
17. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, dan wel dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade.
Dat betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. [10] De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond.
18. Het beroep is ongegrond.
19. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Werkinstructie.
2.https://methodoflevels.nl/artikelen/praktijk/mol/wat-te-doen-als-clienten-moeilijk-bij-hun-gevoelens-kunnen-komen.
3.Pagina 3 van het voornemen.
4.Zoals eisers verklaringen over de duur van zijn verblijf bij de voodooman (eerst: drie dagen, verslag nader gehoor, pagina 4 van 23; later: veertien dagen, verslag nader gehoor, pagina 16 en 17 van 23).
5.verslag nader gehoor, pagina 13 van 23.
6.verslag nader gehoor, pagina 14 van 23.
7.Algemeen Ambtsbericht Nigeria maart 2021, pagina 73 van 175.
8.verslag nader gehoor, pagina 15 van 23.
9.zie ook uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1754, r.o. 2.1.
10.Vreemdelingenwet 2000.