ECLI:NL:RBDHA:2022:2485

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/09/625598 / JE RK 22-379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek is ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering naar aanleiding van zorgen over de veiligheid van de kinderen bij hun moeder, die in onveilige situaties zou hebben geleefd en niet adequaat zou zijn geweest in haar opvoedende rol. De kinderen zijn op 25 februari 2022 tijdelijk uit huis geplaatst in een pleegzorgvoorziening, en de kinderrechter heeft de behandeling van de zaak op 9 maart 2022 voortgezet.

Tijdens de zitting heeft de moeder verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing en aangegeven dat zij niets verkeerd heeft gedaan. De kinderrechter heeft echter geconcludeerd dat er voldoende gronden zijn voor de machtiging tot uithuisplaatsing, gezien de ernstige persoonlijke problematiek van de moeder en de onhoudbare situatie voor de kinderen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 28 september 2022, en benadrukt dat er snel duidelijkheid moet komen over het toekomstperspectief van de kinderen.

De kinderrechter heeft ook aangegeven dat de gecertificeerde instelling moet werken aan een plan voor terugplaatsing bij de moeder, mits de situatie dat toelaat. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/625598 / JE RK 22-379
Datum uitspraak: 9 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 25 februari 2022 ingekomen verzoekschrift van:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2020 te
[geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2021 te [geboorteplaats]
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

G. [de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Voorburg.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 25 februari 2022 van de kinderrechter in deze rechtbank is een spoedmachtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 25 februari 2022 tot 11 maart 2022 en de behandeling voor het overige aangehouden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook voornoemde beschikking d.d. 25 februari 2022.
Op 9 maart 2022 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met een [begeleider]

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 september 2022.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de moeder de kinderen in onveilige situaties heeft gebracht waarbij ze haar eigen belang voorop stelde in plaats van dat van haar kinderen. Het gaat om twee jonge kinderen die continue begeleiding en bescherming nodig hebben van hun opvoeder. De moeder woonde met de kinderen bij het Leger des Heils met zij-aan-zij begeleiding, maar het is niet gelukt om samen met de begeleiding de kinderen te beschermen. De moeder is meerdere malen agressief geweest en werkte niet mee aan de hulpverlening. Daarnaast zijn er zorgen over de relatie van de moeder met de vader van een van de kinderen en de wisselende contacten met mannen in het bijzijn van de kinderen. De komende periode zal er met de moeder een plan worden gemaakt waarin duidelijke bodemeisen zijn opgenomen. Het is van belang dat de moeder zich begeleidbaar opstelt en meewerkt met de hulpverlening. Ook moet gekeken worden of de moeder naar de bezoeken met de kinderen blijft komen en hoe deze verlopen. Mede gelet op de jonge leeftijd van de kinderen is het van belang dat er snel duidelijkheid komt of de kinderen teruggeplaatst kunnen worden bij de moeder.
De moeder heeft verweer gevoerd. De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat de omgang met de kinderen erg goed is verlopen. De moeder is het niet eens met de uithuisplaatsing en heeft aangegeven dat ze niks verkeerd heeft gedaan en nooit agressief is geweest in het bijzijn van haar kinderen. De moeder geeft de kinderen veel aandacht. Volgens de moeder heeft het Leger des Heils veel dingen opgeschreven die niet juist zijn.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er zorgen zijn over de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder. De moeder kampt met ernstige persoonlijke problematiek en het lukt haar onvoldoende om aan te sluiten bij de basale opvoedbehoeften van de kinderen en een stabiele opvoeder voor hen te zijn. Er zijn zorgen over de aanhoudende spanningen en agressie bij de moeder en haar (mannelijke) contacten. De afgelopen periode is de moeder agressief geweest, heeft zij zich niet aan de afspraken gehouden en heeft zij de begeleiding bedreigd. Hierdoor was de situatie in het moeder-kind huis onhoudbaar geworden en kon de veiligheid van de kinderen niet langer worden gewaarborgd. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing daarom toewijzen zoals verzocht. De komende periode is het van belang dat er een plan komt met bodemeisen en dat de moeder zich begeleidbaar opstelt en meewerkt met de hulpverlening.
De kinderrechter overweegt voorts dat het volgens de geldende jurisprudentie noodzakelijk is dat snel duidelijk is wat het toekomstperspectief is na een uithuisplaatsing. Plaatsing in een gezinsomgeving heeft daarbij de voorkeur. Na uithuisplaatsing dient, voor zover de situatie dat toelaat, in een betrekkelijk korte periode te worden gewerkt aan terugplaatsing bij de eigen ouder. Zolang niet evident is dat thuisplaatsing niet meer aan de orde is, zal de gecertificeerde instelling aandacht moeten besteden aan het zodanig verbeteren van de thuissituatie dat de ouder weer zelf het kind kan verzorgen en opvoeden, zodat de uithuisplaatsing niet langer duurt dan strikt noodzakelijk is.
Indien de gecertificeerde instelling verzoekt om de machtiging te verlengen dient van de zijde van de gecertificeerde instelling een plan te worden overgelegd waarin de volgende vragen zijn beantwoord:
1. Wordt er gewerkt aan thuisplaatsing?
1.a Zo nee, waarom is thuisplaatsing (nog) niet aan de orde?
1.b Zo ja, hoe ziet dat traject er uit?
2. Welke hulpverlening aan ouders wordt (hierbij) ingezet?
3. Hoe ziet de omgangsregeling er uit?
4. Is er een perspectiefbiedende oplossing en hoe ziet die eruit?
5. Is een netwerkplaatsing overwogen; zo nee waarom niet?
6. Indien niet gekozen is voor een gezinsomgeving, waarom niet?
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van
11 maart 2022 tot 28 september 2022, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022 door mr. L. Koper, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.