In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege de voortdurende strijd en spanningen tussen de ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderen verblijven bij de moeder, maar ervaren stress door de conflicten tussen hun ouders. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, alsook van de stukken die door de ouders zijn ingediend. Tijdens de zitting waren zowel de vader als de moeder aanwezig, samen met een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.
De vader heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat hij van mening is dat deze noodzakelijk is om de communicatie en afspraken tussen de ouders te verbeteren. De moeder heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen, en dat de ondertoezichtstelling eerder een podium biedt voor conflicten dan dat het daadwerkelijk helpt. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de aanhoudende problemen in de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.
De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, tot 18 december 2022, en heeft de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden aangewezen als de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.