ECLI:NL:RBDHA:2022:2486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
C/09/623430 / JE RK 22-34
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflicten

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld vanwege de voortdurende strijd en spanningen tussen de ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De kinderen verblijven bij de moeder, maar ervaren stress door de conflicten tussen hun ouders. De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, alsook van de stukken die door de ouders zijn ingediend. Tijdens de zitting waren zowel de vader als de moeder aanwezig, samen met een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden.

De vader heeft ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat hij van mening is dat deze noodzakelijk is om de communicatie en afspraken tussen de ouders te verbeteren. De moeder heeft verweer gevoerd en betoogd dat er geen ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen, en dat de ondertoezichtstelling eerder een podium biedt voor conflicten dan dat het daadwerkelijk helpt. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de aanhoudende problemen in de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, tot 18 december 2022, en heeft de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden aangewezen als de gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/623430 / JE RK 22-34
Datum uitspraak: 9 maart 2022

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 6 januari 2022 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2015 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1]

[de vrouw]

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de stukken van de moeder, binnengekomen op 7 februari 2022 en 8 maart 2022.
- de mailwisseling met stukken, binnengekomen op 8 maart 2022.
Op 9 maart 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
  • [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder;
  • de vader met zijn [vertrouwenspersoon] als toehoorder.

Feiten

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 17 maart 2021 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 18 maart 2021 tot 18 maart 2022.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van negen maanden.
Aan het verzoek ligt ten grondslag dat de ontwikkeling van de kinderen nog steeds wordt bedreigd door de voortdurende strijd en spanningen tussen de ouders en het gebrek aan constructieve communicatie en vertrouwen tussen hen. Ook het regelen van praktische zaken lukt vaak niet en levert opnieuw strijd op. De kinderen ervaren hierdoor veel stress en op school wordt bij [minderjarige 1] gezien dat zijn hoofd vol zit. Er is daarom maatschappelijk werk op ingezet. Er zijn afspraken gemaakt, maar deze moeten telkens worden aangepast wanneer de kinderen ouder worden. Het is van belang dat de problematiek op een dieper niveau wordt aangepakt en er wordt gekeken wat er bij de ouders in de weg zit om tot constructieve communicatie te komen. Er is daarom gestart met het traject ‘Recht doen aan je Kind’. Dit traject zal zes tot negen maanden duren en verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om dit traject te monitoren zodat de nodige veranderingen worden bewerkstelligd.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader vindt de ondertoezichtstelling nodig omdat de afspraken en de zorgregeling vaak niet worden nageleefd. Het traject ‘Recht doen aan je Kind’ is pas laat op gang gekomen waardoor het afgelopen jaar weinig is gebeurd. De vader wil vooruit en wil graag een gezamenlijk ouderschap waarbij de kinderen het gevoel hebben dat ze bij beide ouders even welkom zijn en waarbij gezamenlijke afspraken omtrent de kinderen gemaakt kunnen worden. Dat is nu niet het geval. Er zijn veel kwesties waar op de korte termijn afspraken over gemaakt moeten worden, zoals over de paspoorten. Daarnaast heeft de vader het gevoel dat de zorgen die door hem worden geuit niet altijd serieus worden genomen.
De moeder heeft verweer gevoerd. Volgens de moeder is er geen ontwikkelingsbedreiging meer bij de kinderen. Ze heeft de afgelopen jaren alle hulpverlening geaccepteerd en de trajecten gevolgd en geëvalueerd. Er is een goede regeling op papier gezet maar verder is er weinig bereikt met de ondertoezichtstelling. De moeder heeft het gevoel dat de ondertoezichtstelling de ouders een podium geeft om met elkaar in conflict te blijven raken. De moeder werkt mee aan ‘Recht doen aan je Kind’, maar het is lastig om dit te combineren met haar baan waardoor ze afspraken soms niet kan nakomen. Hierdoor wordt ze telkens onder druk gezet door de gecertificeerde instelling terwijl ze hier niks aan kan doen en er altijd alles aan doet om mee te werken. Er is een goede regeling en als beide ouders meewerken aan het traject is een ondertoezichtstelling niet nodig. Voorts heeft de moeder aangegeven dat zij de zorgen altijd oppakt en er met school wordt gewerkt aan de problemen bij de kinderen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er nog steeds sprake is van strijd en spanningen tussen de ouders. Ondanks de inzet van hulpverlening en de positieve stappen die zijn gezet, zijn er nog steeds zorgen over de manier waarop het gezamenlijk ouderschap wordt vormgegeven. Het lukt de ouders niet om constructief met elkaar in gesprek te gaan over de kinderen en om praktische zaken samen te regelen. De kinderen ervaren regelmatig stress en hebben hier zichtbaar last van waardoor zij nog steeds in hun ontwikkeling worden bedreigd. De kinderrechter acht verlenging van de ondertoezichtstelling daarom noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat het traject ‘Recht doen aan je Kind’ wordt voortgezet en positief wordt afgerond en de ouders bijvoorbeeld tot een ouderschapsplan komen zodat er meer duidelijkheid komt over de invulling van het ouderschap zodat de ondertoezichtstelling kan worden afgerond. Mede gelet op de duur van ‘Recht doen aan je Kind’ en de stappen die nog gezet moeten worden zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengen voor de verzochte duur van negen maanden.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 18 maart 2022 tot 18 december 2022 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2022 door mr. L. Koper, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 maart 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.