5.3De overige stellingen van eiser treffen echter geen doel gelet op het volgende. Uit artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening volgt dat voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat bepalend is of een visum minder of meer dan zes maanden geleden is verlopen en of de vreemdeling het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten. Het begrip 'verlopen' in artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening moet zo worden uitgelegd dat hiermee, net als bij het begrip ‘geldig’, het verstrijken van de geldigheidsduur van een visum is bedoeld.Hiervoor is al overwogen door de rechtbank dat de geldigheidsduur ten tijde van het indienen van de asielaanvraag was verstreken. Het visum was op dat moment nog minder dan zes maanden verlopen. Vervolgens ligt de vraag voor of eiser het EU-grondgebied heeft verlaten. Zoals ter zitting is vastgesteld geldt hiervoor niet als uitgangspunt of eiser het Schengengebied heeft verlaten, maar enkel of eiser het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie heeft verlaten. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval was in dit specifieke geval. Daarvoor is redengevend dat eiser via lidstaten van de EU naar Nederland is gereisd en in beginsel voornemens was uit te reizen naar een land dat niet tot de Europese Unie behoort. Die uitreis heeft niet daadwerkelijk kunnen plaatsvinden, omdat eiser zijn paspoort niet meer had. Hij is dus blijven hangen in de internationale lounge van luchthaven Schiphol. Met verweerder is de rechtbank eens dat luchthaven Schiphol behoort tot het geografisch gebied en dus het grondgebied van de EU. Dat eiser zich in de internationale lounge op Schiphol bevond en op dat moment door de douane en grensdoorlaatpost is gekomen, sluit naar het oordeel van de rechtbank dus niet uit dat hij zich, geografisch gezien, nog steeds op het EU-grondgebied bevond. De rechtbank vindt hiervoor steun in de volgende overwegingen uit het arrest Al Dakkak, die de rechtbank, anders dan eiser, ook van belang acht voor de beoordeling van deze zaak:
“
22. Het grondgebied van de Unie komt overeen met het geografische gebied dat is omschreven in artikel 52 VEU en artikel 355 VWEU, die het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen omschrijven.
23. Bij het ontbreken van preciseringen betreffende het territoriale toepassingsgebied van een handeling van afgeleid recht, moet dit op basis van die bepalingen worden bepaald, aangezien het afgeleide recht in beginsel hetzelfde toepassingsgebied heeft als de Verdragen zelf en van rechtswege van toepassing is op dat gebied (zie in die zin arrest van 15 december 2015, Parlement en Commissie/Raad, C‑132/14–C‑136/14, EU:C:2015:813, punten 76 en 77).
24. Ten eerste behoren de luchthavens van de lidstaten tot dat geografische gebied en dus tot het grondgebied van de Unie.
25. Ten tweede moet worden vastgesteld dat, net zomin als de bepalingen van verordening nr. 1889/2005 uitsluiten dat de in artikel 3, lid 1, daarvan bedoelde aangifteplicht wordt toegepast in de internationale transitzones van die luchthavens, artikel 52 VEU en artikel 355 VWEU die zones niet uitsluiten van het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen en in dat verband niet in uitzonderingen voorzien.”.
Dat eiser een uitreisstempel heeft gekregen maakt ook niet dat eiser het EU-grondgebied heeft verlaten. Uit het arrest J., C. en H.volgt namelijk dat een uitreisstempel enkel de vaststelling is dat aan de voorwaarden wordt voldaan om uit te reizen en dat iemand op korte tijd zal uitreizen. De uitreisstempel is dus geen vaststelling dat iemand daadwerkelijk de buitengrens van de EU heeft gepasseerd. Partijen hebben dit ter zitting beaamd.