ECLI:NL:RBDHA:2022:2512
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Faciliterend visum op grond van artikel 20 VWEU en Chavez-Vilchez; heroverweging in bezwaarfase
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de afwijzing van een aanvraag voor een faciliterend visum op grond van artikel 20 van het VWEU. Eiser, een Ghanese man, had verzocht om het visum om zich te voegen bij zijn minderjarige dochter, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De aanvraag was eerder afgewezen door de minister van Buitenlandse Zaken, omdat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij de biologische vader was en dat er een afhankelijkheidsrelatie bestond tussen hem en zijn dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de bezwaarfase een volledige heroverweging plaatsvindt en dat verweerder vrij is om andere afwijzingsgronden te gebruiken dan in het primaire besluit. Eiser voerde aan dat hij de biologische vader was en dat zijn dochter zorg nodig had vanwege de medische toestand van haar moeder. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was van een afhankelijkheidsrelatie en dat de aanvraag niet voldeed aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.