ECLI:NL:RBDHA:2022:2572
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) had zien intrekken. De intrekking vond plaats per 15 mei 2021, na een besluit van de gemeente Alphen aan den Rijn, omdat verzoeker niet had voldaan aan het verzoek om inlichtingen te verstrekken. Verzoeker had sinds 15 mei 2021 geen inkomen meer en verkeerde in een financiële noodsituatie, wat hij aanvoerde als spoedeisend belang voor zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet de gevraagde bankafschriften had overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de gemeente. De rechter oordeelde dat de afschriften noodzakelijk waren om de financiële situatie van verzoeker te beoordelen en dat het niet voldoen aan het verzoek om inlichtingen een grondslag vormde voor de intrekking van de bijstandsuitkering. Verzoeker had de mogelijkheid om zijn verzuim te herstellen, maar had hiervan geen gebruik gemaakt.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente bevoegd was om de bijstandsuitkering in te trekken en dat verzoeker geen recht had op de voorlopige voorziening. Het verzoek werd afgewezen, en verzoeker werd in de proceskosten niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.