ECLI:NL:RBDHA:2022:2578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
NL21.19624
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser met medische omstandigheden en discriminatieclaims

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Algerijnse man, zijn asielaanvraag had ingediend op basis van problemen met de autoriteiten in Algerije. De rechtbank behandelde het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze op 10 december 2021 als ongegrond had bestempeld. Eiser stelde dat hij in Algerije werd afgeperst door een corrupte politieagent en dat hij vreesde voor vervolging bij terugkeer. De rechtbank oordeelde dat de door eiser gestelde identiteit en herkomst geloofwaardig waren, maar dat de problemen met de politieagent ongeloofwaardig werden geacht. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een oneerlijk strafproces en dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims van discriminatie en medische omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond. Eiser had geen recht op uitstel van vertrek en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19624

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Bij besluit van 10 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen in de Algemene Asielprocedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geb. datum] 1990 en de Algerijnse nationaliteit te bezitten. Op 28 september 2021 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen in Algerije heeft ondervonden door een conflict met een corrupte politieagent. Omdat eiser niet beschikte over een inschrijving bij de Kamer van Koophandel, heeft de politieagent hem veelvuldig afgeperst. Daarnaast is eiser bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het beledigen en bedreigen van een arts en tot vijf jaar voor een geweldsincident aangaande eisers buurman. Hierop heeft eiser besloten Algerije te verlaten. Eiser vreest daarom voor de Algerijnse autoriteiten indien hij terugkeert.
3. Verweerder heeft de asielaanvraag bij besluit van 10 december 2021 afgewezen [1] . Verweerder acht de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, evenals de gestelde problemen met de arts en de buurmanDde problemen met de corrupte politieagent zijn daarentegen ongeloofwaardig geacht. Verder is niet gebleken dat er sprake is van een (dreigende) bestraffing die onevenredig zwaar zal zijn, dan wel van een oneerlijk strafproces in de zin van artikel 6 van het EVRM [2] .
4. Eiser heeft hiertegen het volgende aangevoerd. Hoewel verweerder het nader gehoor op 11 en 22 november 2021 afgebroken, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de medische beperkingen van eiser op het moment dat het nader gehoor wel doorgang vond op 6 december 2021. Verweerder heeft verder ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij de problemen met de corrupte politieagent niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast waren de problemen met zijn ex-zwagers (broers van zijn ex-echtgenote) dan weliswaar geen aanleiding voor eisers vertrek, maar eiser heeft mogelijk in de toekomst wel weer voor hen te vrezen. Ook heeft eiser bij terugkeer naar Algerije te vrezen voor een oneerlijke rechtsgang en onevenredige bestraffing. Eiser heeft geen kans gehad om zich te verdedigen tegen de aantijgingen van zijn buurman. Hierdoor is sprake van een oneerlijke rechtsgang. Nu eiser zijn verhaal niet heeft kunnen doen, heeft de rechtbank in Algerije niet betrokken dat de buurman ook schuld had aan het incident, waardoor de bestraffing onevenredig is uitgevallen. Verweerder had verder moeten betrekken dat eiser Berber is, waardoor hij wordt gediscrimineerd. Daarnaast had eisers asielverzoek beoordeeld moeten worden in de Verlengde Asielprocedure, omdat hij documenten uit Algerije wil aanleveren. Omdat eiser sinds zijn verblijf in Nederland privéleven opbouwt, had aan hem een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM verleend moeten worden. Tot slot had verweerder uitstel van vertrek moeten verlenen omdat eiser te kampen heeft met persisterende darmklachten. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser in beroep een uitnodiging ingebracht voor een afspraak voor 10 december 2021 bij de afdeling radiologie van het [naam ziekenhuis].
De rechtbank overweegt als volgt.
Horen en medische omstandigheden
5. De rechtbank stelt vast dat uit het advies van MediFirst van 18 november 2021 volgt dat eiser kan worden gehoord. MediFirst heeft geadviseerd om zo nodig pauzes in te lassen zodat eiser zijn medicatie kan innemen. Niet is in geschil dat verweerder van dit advies van MediFirst uit heeft mogen gaan.
6. Uit de rapportage van het nader gehoor blijkt verder dat verweerder tijdens het gehoor op 6 december 2021 voldoende rekening heeft gehouden met de door MediFirst vastgestelde beperkingen. Zo zijn er meerdere pauzes ingelast. Ook heeft eiser bij aanvang aangegeven dat hij zich in staat acht om het gehoor plaats te laten vinden en heeft hij na afloop verklaard dat hij geen opmerkingen heeft over de manier waarop het gesprek heeft plaatsgevonden. Verweerder is hiermee voldoende zorgvuldig geweest. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met de corrupte politieagent
7. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd aan eiser tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft kunnen maken over welke periode hij op welke manier is afgeperst, bedreigd en onder druk gezet. Eiser wijst er in de gronden opnieuw op dat hij in het nader gehoor heeft verklaard dat de problemen in heel 2018 speelden en daarna bleven voortduren. Deze verklaringen zijn door verweerder bij het bestreden besluit en het voornemen betrokken. Verweerder heeft niet ten onrechte van eiser verwacht dat hij hierover meer details zou kunnen geven, nu dit de kern van eisers asielrelaas raakt.
8. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser met de enkele, niet nader onderbouwde stelling dat hij in verband met zijn werkzaamheden niet stond ingeschreven in de Kamer van Koophandel en dat de politieagent hierachter is gekomen,
nog immer geen inzicht heeft verschaft in de precieze aanleiding en toedracht van de afpersing. Voor zover eiser in beroep heeft aangevoerd dat het later makkelijker werd om eiser af te persen omdat hij al strafrechtelijke problemen had met de arts en buurman, maakt dit niet dat eiser de tegengeworpen vaagheden voldoende heeft geconcretiseerd. Verweerder heeft ter zitting aan eiser tegen kunnen werpen dat eiser met deze stelling de aanleiding en toedracht niet heeft geconcretiseerd omdat de problemen met de politieagent volgens eisers verklaringen vanaf 2018 speelden, terwijl de incidenten met de arts en de buurman pas in 2019 respectievelijk 2020 plaatsvonden.
9. Ook heeft verweerder aan eiser tegen kunnen werpen dat het bevreemding wekt dat eiser een geldlening verstrekt aan een corrupte politieagent waarvan eiser stelt dat deze hem op dat moment al geruime tijd afperste. Daarbij heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser verklaart dat hij zo handelde omdat hij dacht dat de afpersing dan zou stoppen. Met eisers uitleg in beroep - dat hij de lening heeft verleend omdat hij bang was voor de consequenties als hij zou weigeren - heeft eiser zijn eerdere verklaring in het nader gehoor niet verduidelijkt. De rechtbank stelt vast dat eiser hiermee juist een andere reden voor het verstrekken van de geldlening aandraagt. Nu deze verklaring in beroep niet strookt met de verklaring in het nader gehoor, kan deze beroepsgrond niet slagen.
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de problemen met de corrupte politieagent niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
Problemen met de ex-zwagers
11.
Voorts heeft verweerder eisers problemen met zijn ex-zwagers voldoende gemotiveerd niet als relevant element aangemerkt. De stelling van eiser dat de problemen met zijn ex-zwagers geen aanleiding vormden voor zijn vertrek, maar dat de problemen zich mogelijk in de toekomst wel weer voordoen, is te onzeker om te concluderen dat er bij terugkeer naar Algerije sprake zal zijn van een situatie die in strijd is met de gronden van het Vluchtelingenverdrag [3] dan wel met artikel 3 van het EVRM. Deze grond slaagt daarom niet.
Discriminatie in het openbare leven
12. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat hij gediscrimineerd wordt in Algerije omdat hij tot de Berber bevolking behoort, heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat dit niet strookt met zijn verklaringen. Volgens eisers verklaringen heeft hij immers kunnen wonen en werken in Algerije. Ook heeft hij aldaar kunnen trouwen en scheiden. Eiser heeft verder verklaard dat hij op enig moment een Algerijns identificerend document in zijn bezit heeft gehad, waaruit volgt dat hij deze heeft kunnen verkrijgen. Voorts heeft eiser in het nader gehoor expliciet verklaard dat hij nooit problemen heeft ondervonden vanwege zijn etnische afkomst. Niet is derhalve gebleken dat eiser vanwege zijn afkomst in Algerije zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat het niet mogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Oneerlijk strafproces
13. Verweerder heeft verder terecht geconcludeerd dat de omstandigheid dat eiser bij verstek zou zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor een geweldsdelict niet maakt dat daarmee sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM. Verweerder heeft aan eiser tegen kunnen werpen dat hij er immers zelf voor gekozen heeft om niet voor de strafrechter in Algerije te verschijnen. Hiermee is geen sprake van een oneerlijk strafproces. Dat eiser de strafrechter in Algerije niet heeft kunnen wijzen op het aandeel van de buurman in het incident, waardoor hier in de strafmaat geen rekening mee zou zijn gehouden, komt dan ook voor risico van eiser en kan op zichzelf niet maken dat sprake is van een onevenredig zware bestraffing. De rechtbank acht hierbij verder van belang dat eiser heeft verklaard dat hij in de strafrechtelijke procedure is bijgestaan door een advocaat. Deze grond slaagt niet.
De Verlengde Asielprocedure
14. Verder heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser te behandelen in de Verlengde Asielprocedure. Het is aan eiser om zijn asielrelaas zoveel mogelijk met stukken te onderbouwen. Het komt voor risico van eiser dat hij de documenten in eerste instantie niet heeft meegenomen uit Algerije. Verweerder heeft ook aan eiser tegen kunnen werpen dat eiser niet concreet heeft gemaakt wanneer hij dan wel over de documenten zou kunnen beschikken. Daarnaast verblijft eiser al sinds juli 2021 in Europa. Niet is gebleken dat hij sindsdien niet in de gelegenheid is geweest om de documenten te verkrijgen en in te brengen. Ook in beroep heeft eiser de betreffende documenten niet overgelegd. Deze grond kan daarom niet slagen.
Privéleven
15. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij privéleven aan het opbouwen is in Nederland. Reeds nu eiser deze stelling in het geheel niet heeft onderbouwd, is er geen sprake is van schending van het recht op privéleven in het kader van artikel 8 van het EVRM.
Uitstel van vertrek
16. Voorts heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. Van eiser mag worden verlangd dat hij gegevens aandraagt ter staving van zijn standpunt dat aan hem uitstel van vertrek verleend moet worden. De enkele uitnodiging voor een afspraak bij het [naam ziekenhuis] biedt geen aanwijzing dat eiser lijdt aan darmklachten, noch dat hij enige behandeling hiervoor ondergaat of moet ondergaan. Uit de uitnodiging volgt enkel dat eiser een afspraak heeft gehad bij de afdeling radiologie. Eiser heeft verder geen recente informatie verschaft over zijn medische situatie. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

17. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.