ECLI:NL:RBDHA:2022:2579
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing naturalisatieverzoek wegens verblijfsgat en toepassing van artikel 10 RWN
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over een naturalisatieverzoek van eiseres, een Soedanese vrouw. Eiseres had op 19 januari 2021 een verzoek om naturalisatie ingediend, maar dit werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor naturalisatie, met name dat zij niet gedurende vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek onafgebroken rechtmatig verblijf had in Nederland. Eiseres had van 2 november 2017 tot 17 januari 2018 geen rechtmatig verblijf, wat resulteerde in een verblijfsgat.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 18 februari 2022 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldeed aan de vereisten van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Eiseres voerde aan dat de staatssecretaris onzorgvuldig had gehandeld door niet in te gaan op de redenen voor het verblijfsgat en dat de gevolgen van de afwijzing onevenredig waren.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd had dat de omstandigheden van eiseres niet als 'zeer bijzonder' konden worden aangemerkt, zoals vereist voor afwijking van de regels in artikel 10 van de RWN. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris in redelijkheid had kunnen besluiten om het verzoek om naturalisatie af te wijzen. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.