ECLI:NL:RBDHA:2022:2582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
09/068431-04
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift DNA van een minderjarige veroordeelde met betrekking tot de verwerking van DNA-profiel

Op 22 maart 2022 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaarschrift tegen de afname en verwerking van het DNA-profiel van een minderjarige veroordeelde. De veroordeelde, die op het moment van de feiten 13 jaar oud was, had bezwaar gemaakt tegen het opnemen van zijn DNA in de databank, met als argumenten een aanzienlijk tijdsverloop van 16 jaar en het ontbreken van recidive. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in 2005 door de kinderrechter was veroordeeld voor het verspreiden van seksuele afbeeldingen, heling en mishandeling, en dat de afname van zijn DNA op 3 augustus 2021 had plaatsgevonden. Tijdens de behandeling van het bezwaar op 8 maart 2022 was de veroordeelde niet aanwezig, maar zijn advocaat was wel aanwezig. De officier van justitie stelde dat het bezwaar ongegrond moest worden verklaard, omdat DNA een belangrijke rol kan spelen in de opsporing van misdrijven, ook al was er een lang tijdsverloop sinds de veroordeling. De rechtbank oordeelde echter dat er bijzondere omstandigheden waren, zoals de jeugdige leeftijd van de veroordeelde ten tijde van de feiten en het lange tijdsverloop zonder recidive. De rechtbank concludeerde dat de uitzonderingsgrond in de Wet DNA zich voordeed en verklaarde het bezwaar gegrond. De rechtbank beval de officier van justitie om het celmateriaal te vernietigen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Parketnummer: 09/068431-04
Raadkamernummer: RK21/2175
Beslissing van de rechtbank Den Haag, enkelvoudige raadkamer in strafzaken, op het bezwaar ex artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] ,
voor deze zaak woonplaats kiezende op het kantoor van zijn advocaat
mr. E.A. Breetveld, Johan van Oldenbarneveltlaan 87, 2582NK te Den Haag,
(hierna: de veroordeelde).

De procedure in raadkamer

De rechtbank heeft dit bezwaar op 8 maart 2022 in raadkamer behandeld en heeft kennis genomen van (een deel van) het strafdossier met bovengenoemd parketnummer.
De veroordeelde is - hoewel daartoe goed opgeroepen - niet in raadkamer verschenen. Aanwezig was zijn advocaat, mr. V.C.D. Klaassen, namens mr. E.A. Breetveld.

Inleiding

Bij vonnis van 12 mei 2005 is de veroordeelde door de kinderrechter in deze rechtbank veroordeeld ter zake van het verspreiden van (een) seksuele afbeelding(en), heling en mishandeling tot twee maanden jeugddetentie voorwaardelijk. Bij beslissing van 1 oktober 2020 heeft de officier van justitie de afname van celmateriaal bevolen ten behoeve van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel. Deze afname heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2021. De veroordeelde heeft op 17 augustus 2021 het bezwaar ex artikel 7 van de Wet DNA ingediend bij de griffie van deze rechtbank.
De behandeling van het bezwaarschrift heeft oorspronkelijk op 18 januari 2022 een aanvang genomen, maar is op deze zitting aangehouden omdat uit de stukken niet kon worden vastgesteld of het DNA van de veroordeelde door een gecertificeerde afnemer was afgenomen. Dit diende eerst te worden vastgesteld. Ter zitting op 8 maart 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de ontbrekende documenten inmiddels in het dossier zitten en dat de afname door een gecertificeerd afnemer heeft plaatsgevonden.

Het bezwaar

De veroordeelde heeft bezwaar gemaakt tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat er sprake is van een zeer lang tijdsverloop en dat het opnemen van zijn DNA-profiel in de DNA databank niet nodig is voor het vervolgen en opsporen van misdrijven. De raadsvrouw heeft ter zitting in aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat de seksuele afbeelding een screenshot betrof. Dit is digitaal materiaal, waarbij het opmaken van een DNA profiel geen toegevoegde waarde heeft. De aard van het misdrijf staat hierbij in de weg. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de jeugdige leeftijd van de veroordeelde ten tijde van het gepleegde feit en het gebrek aan recidive sindsdien gegrondverklaring van het bezwaarschrift rechtvaardigen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard. De veroordeling zag (onder meer) op kinderporno. In het algemeen kan DNA wel degelijk een rol spelen in de opsporing van dergelijke feiten. Ten aanzien van het tijdsverloop geldt dat volgens heersende jurisprudentie de enkele omstandigheid van een lang tijdsverloop onvoldoende is om de vordering af te wijzen. Verspreiding van kinderpornografisch materiaal is geen gering feit, ook niet als het twee minderjarigen onder elkaar betreft. De kinderrechter heeft destijds ook geen geringe straf opgelegd. Het was weliswaar geen onvoorwaardelijke straf, maar er is ook niet gekozen voor een voorwaardelijke taakstraf. Niet kan worden gesteld dat de opname van het DNA materiaal van de veroordeelde in de DNA databank compleet onnodig is.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank moet beoordelen of zich de in artikel 2, eerste lid onder b, van de Wet DNA genoemde uitzondering voordoet, te weten of redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
De rechtbank overweegt dat DNA een rol kan spelen bij onderzoek naar het soort strafbare feiten waar de veroordeelde voor is veroordeeld. Bovendien is tijdsverloop op zichzelf geen reden om het bezwaarschrift gegrond te verklaren. In dit geval acht de rechtbank echter bijzondere omstandigheden aanwezig. De veroordeelde was ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in kwestie pas 13 jaar oud. Inmiddels zijn er 17 jaren verstreken. Sindsdien heeft hij zich niet meer schuldig gemaakt aan misdrijven. Hieruit concludeert de rechtbank dat het recidivegevaar tot een minimum is beperkt. Daarnaast is er sprake van een bijzonder groot tijdsverloop. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de uitzonderingsgrond als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder b, van de Wet DNA zich hier voordoet. Het bezwaar is gegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar gegrond en beveelt de officier van justitie ervoor zorg te dragen dat het celmateriaal terstond wordt vernietigd.
Aldus gedaan te Den Haag door mr. B.A. Sturm, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. I. Verhagen, griffier, en uitgesproken op de zitting van 22 maart 2022.