3.3De beoordeling van de tenlastelegging
Feiten 1 en 2 – het steekincident op 5 juni 2021
Algemene inleiding
Op 5 juni 2021 omstreeks 23:00 uur zijn verbalisanten na een melding over een steekpartij naar het Fonteinbos te Zoetermeer gegaan. Ter plaatse aangekomen zagen zij ter hoogte van het basketbalveldje/skatebaan twee personen op de stoeprand zitten met ongeveer vijf personen eromheen. De verbalisant zag op de doorgaande weg een grote hoeveelheid bloeddruppels liggen. De twee personen op de stoeprand, die later bleken te zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten onder het bloed en hadden beiden verwondingen aan het lichaam, lijkend op steekverwondingen. De verbalisant hoorde [slachtoffer 1] verklaren dat zij gewoon aan het basketballen waren op het veldje en ineens door een groep werden aangevallen. Hij had niets gezien en wist ook niet met hoeveel mensen zij waren. [slachtoffer 2] verklaarde dat de aanval uit het niets kwam en dat hij verder niet kon vertellen wat er was gebeurd. Beide slachtoffers zijn meegenomen met de ambulance.
Verklaringen van slachtoffers
Het slachtoffer [slachtoffer 1] is op 6 juni 2021 door de politie in het ziekenhuis gehoord, waarbij hij heeft verklaard dat hij zag dat iemand op hem af kwam lopen met een mes. Hij verklaarde ook dat hij geen aangifte wilde doen.Op 22 november 2021 is [slachtoffer 1] als getuige gehoord; hij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij zich niet meer kan herinneren wat hij heeft verklaard in het ziekenhuis, dat hij geen mes heeft gezien en dat hij dit in het ziekenhuis ook niet heeft verklaard. Hij weet niet meer met wie hij die avond was, behalve met [slachtoffer 2] . De namen van de verdachte en zijn medeverdachten zeggen hem niets. Ook [slachtoffer 2] is als getuige gehoord en heeft op 22 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij ‘gewoon’ geen aangifte wil doen en dat hij niet heeft gezien wie hem heeft gestoken.
Verwondingen van slachtoffers
[verbalisant] , die ter plaatste was vlak na het incident, heeft op 5 juni 2021 gezien dat [slachtoffer 1] een open wond had op zijn linker schouderblad, een wond aan zijn linker elleboog en aan zijn linker pols, een steekwond onder zijn linker tepel op zijn borst en een steekwond in de linkerzijde van zijn torso. De verbalisant zag dat [slachtoffer 2] een open wond had op zijn achterhoofd, lijkend op een steekwond.[slachtoffer 2] heeft op
22 november 2021 bij de rechter-commissaris zelf ook verklaard dat hij een steekwond op zijn achterhoofd heeft opgelopen.
Getuigen
[getuige 1] heeft op 5 juni 2021 verklaard dat hij twee jongens onder het bloed zag zitten en hen tegen elkaar hoorde zeggen dat ze niks gingen vertellen en zouden zeggen dat er niets gebeurd was. Hij hoorde hen zeggen dat het ‘hun blok tegen ons blok’ was en iets met Syrië wat nu geen Syriërs meer waren.Kort voor het incident had hij een groep van 20 à 30 man zien rennen.
[getuige 2] heeft op 6 juni 2021 verklaard dat hij achter het Fonteinbos met ongeveer vijf vrienden aan het basketballen was en er opeens een groep jongens schreeuwend op hen af kwam rennen. Hij zag dat één van deze jongens een mes in zijn handen had met een lengte van ongeveer 15 centimeter.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
Op de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachten is een Snapchatgesprek aangetroffen met 27 deelnemers, gevoerd op verschillende tijdstippen in de avond van
5 juni 2020, de dag van het steekincident. Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in het Fonteinbos te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat onder meer de volgende teksten zijn verzonden:
1
[user name 2]
Boys vandaag kaka
5-6-2021 16:14:10
2
[user name 2]
Iedereen black gedrest
5-6-2021 16:14:24
3
[user name 2]
Beetje spitten hier en daar
5-6-2021 16:14:34
68
[user name 3]
Wille jullie nog pb pakke
5-6-2021 22:39:44
69
[user name 3]
We gaan zo miss starten
5-6-2021 22:39:50
70
[user name 3]
We nog wille pakke kom skate
5-6-2021 22:40:05
73
[user name 2]
Waar
5-6-2021 22:41:04
74
[user name 3]
Skate
5-6-2021 22:41:07
75
[user name 4]
Yusu
5-6-2021 22:41:11
76
[user name 3]
Zijn juillie down
5-6-2021 22:41:12
77
[user name 2]
Wnr nu
5-6-2021 22:41:18
78
[user name 3]
Skatebaan
5-6-2021 22:41:22
79
[user name 3]
Nui gwn
5-6-2021 22:41:26
80
[user name 3]
Nuu
5-6-2021 22:41:28
81
[user name 2]
We mokken
5-6-2021 22:41:30
82
[user name 3]
Jahtoxh
5-6-2021 22:41:35
83
[user name 3]
Neem
5-6-2021 22:41:36
84
[user name 3]
Dingge
5-6-2021 22:41:41
85
[user name 3]
Mee
5-6-2021 22:41:42
86
[user name 5]
Welk boys van pb?
5-6-2021 22:41:53
87
[user name 3]
We hbn nii genoeg
5-6-2021 22:41:54
88
[user name 3]
Chefs
5-6-2021 22:41:59
90
[user name 2]
We komen nu
5-6-2021 22:42:26
92
[user name 4]
Die soma
5-6-2021 22:42:55
93
[user name 4]
Enzo
5-6-2021 22:42:56
94
[user name 4]
Je had beef met zo toch
5-6-2021 22:42:59
98
[user name 3]
Gwn [naam 1] n die somas
5-6-2021 22:43:57
109
[user name 4]
Bro Julie moeten back
5-6-2021 23:04:31
131
[user name 4]
Wie is [slachtoffer 1]
5-6-2021 23:07:38
133
[user name 4]
Die man is 5 ofs gedipt
5-6-2021 23:08:27
147
[user name 4]
ze ging dashed
5-6-2021 23:10:17
148
[user name 4]
Toen wij trokken
5-6-2021 23:10:26
186
[user name 4]
[slachtoffer 1] is goed gepakt man
5-6-2021 23:16:34
197
[user name 4]
Kkr mijn machete
5-6-2021 23:21:44
Uit enkele van de berichten in deze chat heeft de politie opgemaakt dat werd gesproken over het steekincident in het Fonteinbos te Zoetermeer, zowel voorafgaand aan het incident als daarna. De politie heeft onder meer opgeschreven dat ‘spitten’duidt op rappen en uit het dossier volgt dat met ‘chefs’messen worden bedoeld.
Camerabeelden
Het dossier bevat meerdere camerabeelden, waaronder beelden van het blauwe pleintje gelegen aan de Carry van Bruggenhove en beelden van het Panamapad in Zoetermeer.Het blauwe pleintje bevindt zich - hemelsbreed - op een afstand van 1,5 meter kilometer van de plaats van het steekincident. Het Panamapad is een weg die onder meer verbinding vormt tussen de plaats van het steekincident (in de wijk Meerzicht) en het blauwe pleintje aan de Carry van Bruggenhove (in de wijk Buytenwegh). Op de plaats van het steekincident, nabij een basketbalveldje/skatebaan aan het Fonteinbos – in het dossier ook aangeduid als de skatebaan aan het Abdissenbos –, hangen geen camera’s.
Tussenconclusie
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de aanleiding van het steekincident is geweest, nu de slachtoffers daar zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris niet over hebben willen verklaren. De rechtbank ziet wel aanwijzingen in het dossier dat sprake zou zijn van een ruzie tussen jongens uit verschillende wijken in Zoetermeer gelet op de hierboven genoemde verklaring van [getuige 1] en het Snapchatgesprek waarin wordt gesproken over het ‘pakken van PB boys’ (jongens uit de wijk Palenstein) en een ‘beef’ (ruzie). Uit het dossier volgt verder dat bij meerdere verdachten drillrapteksten en beelden van drillrap-clips zijn aangetroffen op hun telefoons, maar de inhoud daarvan geeft onvoldoende aanleiding voor de gevolgtrekking dat het steekincident te maken had met een drillrap-gerelateerde ruzie.
De rechtbank leidt tot zover uit de stukken af dat sprake is geweest van een heftige confrontatie bij het Fonteinbos te Zoetermeer, waarbij een groep jongens op de slachtoffers is afgerend, waaronder in ieder geval één jongen met een mes, en de twee slachtoffers zijn gestoken. [slachtoffer 1] heeft daarbij vijf steekwonden opgelopen aan zijn lichaam en [slachtoffer 2] één steekwond op zijn achterhoofd.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld hoe dit geweld moet worden gekwalificeerd.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 1
Voorbedachte raad?
Voor bewezenverklaring van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord zal vast moeten komen te staan dat een verdachte zich op enig moment heeft kunnen beraden op het te nemen of genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Hij moet de gelegenheid hebben gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Het gaat daarbij om de weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Of voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dus sterk af van die gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval waaronder de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar hoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bij de verdachten sprake was van voorbedachte raad en stoelt die overtuiging hoofdzakelijk op het Snapchatgesprek van
5 juni 2021. De verdachten hebben volgens de officier van justitie voldoende tijd gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit en zich rekenschap te geven van de gevolgen. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling is geen sprake geweest. De officier van justitie gaat uit van een tijdlijn op 5 juni 2021 die aanvangt om 16:14 uur, wanneer de deelnemer “ [user name 2] ” in het Snapchatgesprek zegt ‘Boys vandaag kaka, iedereen black gedrest, beetje spitten hier en daar’.
De rechtbank gaat in de eerste plaats uit van een andere lezing van de berichten in het Snapchatgesprek op 5 juni 2021. Zoals gerelateerd in eerdergenoemd proces-verbaal wordt met ‘spitten’ rappen bedoeld. Uit het voorstel van deelnemer “ [user name 2] ” om een beetje te gaan spitten hier en daar kan daarom niet worden afgeleid dat er vanaf 16:14 uur (al) sprake is van het opzetten van een plan om iemand te gaan steken. Eerst vanaf 22:39 uur, wanneer deelnemer “ [user name 1] ” in de Snapchatgroep zegt: ‘Wille jullie nog pb pakke’, ‘We gaan zo miss starten’, ‘We wille nog pakke kom skate’ en ‘We hbn nii genoeg chefs’, is sprake van een gesprek waarin de rechtbank een oproep ziet om mensen te verzamelen en messen mee te nemen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat uit deze berichten niet volgt dat sprake is geweest van een vooropgezet plan maar eerder van een gemoedsopwelling, nu deze berichten slechts twintig minuten voordat de steekpartij plaatsvond zijn verstuurd. Verder kan uit de berichten weliswaar worden afgeleid dat er een voornemen was om ‘PB boys’ te gaan ‘pakken’, maar voor de conclusie dat daarmee concreet is bedoeld om een of meer anderen bewust van het leven te gaan beroven geven deze berichten onvoldoende grond, zelfs niet in het licht van de aansporing om messen mee te nemen. Van een moment van kalm beraad of rustig overleg zoals hierboven uiteengezet is de rechtbank uit deze berichten daarom niet gebleken. Uit de camerabeelden voorafgaand aan het incident kan, alleen al gelet op de plaats waar de beelden zijn gemaakt, evenmin worden afgeleid of de verdachten met elkaar hebben afgestemd wat er zou (moeten) gaan gebeuren. Andere omstandigheden in de aanloop naar of tijdens de steekpartij, waaruit kan worden afgeleid dat er bij één of meer verdachten sprake is geweest van een voornemen een ander van het leven te beroven en van kalm beraad of rustig overleg daartoe, heeft de rechtbank in het dossier niet aangetroffen. Dat betekent dat het geweld dat op 5 juni 2021 heeft plaatsgevonden niet kan worden gekwalificeerd als een poging tot moord.
Gelet hierop komt de rechtbank niet toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van die poging tot moord of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord en van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan een poging tot moord.
Poging tot doodslag?
Daarmee ligt de vraag voor of sprake is van poging tot doodslag zoals primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegd. Het steken met een mes in bepaalde delen van het lichaam van een persoon kan in bepaalde gevallen dodelijk zijn. Om te kunnen spreken van potentieel dodelijk letsel is van doorslaggevend belang dat wordt vastgesteld dat vitale delen in het lichaam zijn of hadden kunnen worden geraakt. In deze zaak is vast komen te staan dat het [slachtoffer 1] in totaal vijf steekwonden heeft opgelopen, te weten bij zijn linker schouderblad, linker elleboog, linker pols, onder zijn linker tepel op zijn borst en in de linkerzijde van zijn bovenlichaam. Het [slachtoffer 2] heeft een steekwond opgelopen op zijn achterhoofd. De rechtbank stelt vast dat een medische verklaring over de aard en ernst van de verwondingen van beide slachtoffers ontbreekt. Nu niet is komen vast te staan dat met de messteken een of meer vitale delen van het lichaam zijn geraakt of konden worden geraakt en onduidelijk is gebleven wat de aard en ernst van het letsel was, of er een noodzaak tot medisch ingrijpen is geweest en in hoeverre er uitzicht is op (volledig) herstel, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de door de slachtoffers opgelopen steekwonden potentieel dodelijk zijn geweest. Reeds daarom zal de verdachte, nog daargelaten dat uit de bewijsmiddelen evenmin kan worden afgeleid dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van de slachtoffers heeft aanvaard, ook worden vrijgesproken van de hem primair (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging tot doodslag.
Daar komt bij dat het voor de rechtbank op basis van het dossier op één verdachte na onduidelijk is gebleven door wie en onder welke omstandigheden er voorts is gestoken. Dat de rechtbank onvoldoende wetenschap heeft over de steekletsels en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht is enerzijds gelegen in het uitblijven van een aangifte door de slachtoffers en anderzijds in het zwijgen dan wel zeer beperkt verklaren door alle betrokkenen waaronder de verdachten. Bij die stand van zaken concludeert de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van (het medeplegen van- dan wel de medeplichtigheid aan) een poging tot doodslag.
Zware mishandeling?
Vervolgens ligt de vraag voor of sprake is geweest van zware mishandeling.
Hiervoor is vastgesteld dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de slachtoffers steekwonden hebben opgelopen. Vooropgesteld wordt dat de rechtbank dit ziet als ernstig letsel. Bij de beantwoording van de vraag of toegebracht letsel als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden aangemerkt dient echter de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel in aanmerking te worden genomen. De rechtbank heeft hiervoor reeds geconstateerd dat het dossier geen objectieve bewijsmiddelen bevat op grond waarvan de aard en ernst van de steekverwondingen, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel kan worden vastgesteld. De waarnemingen van de verbalisanten die het eerste ter plaatse waren en de beknopte verklaringen van de slachtoffers zelf zijn ontoereikend om het letsel van de beide slachtoffers aan te kunnen merken als zwaar lichamelijk letsel.
De verdachte zal daarom ook van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Daarmee komt de rechtbank evenmin toe aan de vraag of de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van zware mishandeling of dat hij daaraan medeplichtig is geweest. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 meer subsidiair en nog meer subsidiair ten laste gelegde.
Voorbereidingshandelingen?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 nog meer subsidiair tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven middelen bestemd waren tot het begaan van een misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven en waarop een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruikt daarvan voor ogen had.
Van voorbereidingshandelingen is sprake wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (samenvattend: middelen) bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft.
De rechtbank constateert dat de officier van justitie in dit verband onder de eerste twee gedachtestreepjes handelingen ten laste heeft gelegd, te weten – kort gezegd – het per telefoon en sociale media afspreken en oproepen om anderen te grazen te nemen en het verzamelen van een groep mensen om met dat doel samen naar het basketbalveldje aan het Abdissenbos te gaan. De rechtbank is van oordeel dat deze handelingen niet gekwalificeerd kunnen worden als middelen, bestemd tot het begaan van een misdrijf.
De rechtbank dient voorts de vraag te beantwoorden of de verdachte opzettelijk een mes voorhanden heeft gehad, zoals ten laste is gelegd onder het derde gedachtestreepje, bestemd ter voorbereiding van misdrijven als in de tenlastelegging omschreven, te weten poging tot moord, poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident (alleen of in nauwe en bewuste samenwerking met een ander) een mes voorhanden heeft gehad.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 nog meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde.
Eindconclusie
Het voorgaande, in samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat de rechtbank de verdachte integraal zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2
De rechtbank stelt op basis van de bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 5 juni 2021 te Zoetermeer op de openbare weg zijn aangevallen door een groep jongens waarbij zij zijn gestoken met een mes. Naar het oordeel van de rechtbank staat ook vast dat de slachtoffers zijn geschopt en geslagen.De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat er openlijk en in vereniging geweld tegen de slachtoffers is gepleegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of ook de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit geweld.
Juridisch kader
Met betrekking tot de ten laste gelegde openlijke geweldpleging stelt de rechtbank voorop dat blijkens de wetsgeschiedenis, zoals aangehaald in het arrest van de Hoge Raad van
11 november 2003, ECLI:NL:HR:AL6209, van het ‘in vereniging’ plegen van geweld in de zin van deze strafbaarstelling sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is dus niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt.
De rechtbank zal aan de hand van voornoemde bewijsmiddelen beoordelen of sprake is van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage van de verdachte.
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de avond van 5 juni 2021 op het blauwe pleintje aan de Carry van Bruggenhove was en hij op enig moment naar huis liep omdat hij om 23:00 uur thuis moest zijn. De [medeverdachte 1] liep een stukje met hem mee, waarna er een groep jongens van de wijk Buytenwegh kwam aanrennen. De verdachte is met deze groep meegelopen, maar hij wist niet wat zij van plan waren. De verdachte stond aan de overkant van de skatebaan op het looppad. Hij zag dat [slachtoffer 2] door iemand in de goal werd geduwd en dat er ongeveer 20 jongens op de skatebaan stonden. Toen hij zag wat er gebeurde is hij omgedraaid en naar huis gegaan. Toen de verdachte onderweg naar huis liep is hij nog jongens van Palenstein tegengekomen. Ook is de verdachte daarna [medeverdachte 2] tegengekomen die op hem af kwam rennen. De verdachte heeft verklaard dat hij door de houding van [medeverdachte 2] dacht dat deze een mes op hem zou trekken, maar dat hij niet daadwerkelijk een mes bij [medeverdachte 2] heeft gezien.
Camerabeelden
De rechtbank stelt aan de hand van de camerabeelden vast dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident aanwezig is op het blauwe pleintje aan de Carry van Bruggenhove en hij op enig moment samen met de [medeverdachte 1] wegloopt in de richting van het Panamapad. Voorts stelt de rechtbank aan de hand van de camerabeelden vast dat de verdachte samen met [medeverdachte 1] en een derde onbekend gebleven persoon om 22:48 uur over de brug loopt in de richting van de wijk Meerzicht.
Snapchatgesprek 5 juni 2021
Na onderzoek naar de inbeslaggenomen telefoon van één van de medeverdachte is een Snapchatgesprek aangetroffen met 27 deelnemers. De verdachte neemt deel aan dit gesprek onder de [account naam] .” De rechtbank stelt vast dat de verdachte op 5 juni 2021 om 23:04 uur, kort na het plaatsvinden van het steekincident, in het snapchatgesprek actief is en zegt dat hij sirenes hoort en ‘ze’ die kant op gaan. Om 23:16 uur zegt de verdachte ‘Eentje was geclamt in die goal’, ‘ [slachtoffer 2] volgens mij’. Om 23:22 uur zegt de verdachte ‘Ik liep nog langs 3’, ‘Van pb’, ‘ [user name 1] trok nog bijna op mij hij dacht ik was een van hun’. Vervolgens zegt de verdachte om 23:28 uur op de vraag van een medeverdachte ‘heb je hem geraakt, kkr soldaat : ‘ik was de hele tijd met [naam 2] ’.
TapgesprekMet ingang van 15 juni 2021 is de telecommunicatie van de telefoon van de [medeverdachte 1] opgenomen en afgeluisterd. In een gesprek van 17 juni 2021 spreken [nummer 1] - waarvan uit de bewijsmiddelen volgt dat dit nummer wordt gebruikt door [medeverdachte 1] - en [nummer 2] - waarvan uit de bewijsmiddelen volgt dat dit nummer wordt gebruikt door [medeverdachte 3] - met elkaar. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] zegt dat hij het zielig voor de verdachte vindt omdat hij eigenlijk niet mee wilde. Verder constateert de rechtbank dat in een gesprek van 21 juni 2021 de naam van de verdachte wordt genoemd als de persoon die niets heeft gedaan.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, ook in onderling verband en samenhang bezien, voldoende vast komen te staan dat de verdachte in de directe nabijheid van het gepleegde geweld op de skatebaan aanwezig was. De rechtbank leidt dit onder meer af uit de Snapchatberichten van de verdachte, waarin hij zegt dat [slachtoffer 2] (de naam van een van de slachtoffers) in de goal was ‘geclamd’ en dat hij iets later op de vraag van een medeverdachte of hij hem heeft geraakt heeft geantwoord dat hij de hele tijd met ‘ [naam 2] ’ was, ten aanzien van wie de rechtbank heeft vastgesteld dat deze een groot aandeel heeft gehad in het geweld. De rechtbank concludeert dan ook dat de verdachte zo dicht bij een van de slachtoffers stond dat hij hem kon herkennen en dat hij de hele tijd samen met een medeverdachte was. Daarnaast heeft de verdachte direct na het steekincident in de Snapchatgroep gezegd dat hij nog langs drie jongens van Palenstein liep en de [medeverdachte 2] nog bijna een mes op hem trok omdat hij dacht dat de verdachte één van die jongens was. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte, dat dit pas na het steekincident zou hebben plaatsgevonden toen hij onderweg was naar huis, in het licht van de overige bewijsmiddelen en ook de rol die de rechtbank aan [medeverdachte 2] toeschrijft in het gepleegde geweld op de skatebaan, ongeloofwaardig.
Op grond van het voorgaande kan dus worden vastgesteld dat de verdachte zeer dicht bij het steekincident aanwezig is geweest en aldaar dingen heeft gezien met betrekking tot het gepleegde geweld en ongeloofwaardig heeft verklaard ten aanzien van zijn medeverdachten, maar daaruit kan geen eigen bijdrage van de verdachte aan het gepleegde geweld worden afgeleid. Dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt, is hiervoor immers niet zonder meer voldoende. Van enige door de verdachte geleverde voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het openlijk geweld blijkt verder niet uit het dossier. De verdachte wordt daarentegen in afgeluisterde telefoongesprekken tussen twee medeverdachten juist genoemd als degene die eigenlijk niet mee wilde en ook als de persoon die niets gedaan heeft.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Ook is niet bewezen dat de verdachte inlichtingen zou hebben verschaft of messen zou hebben meegenomen, waardoor van medeplichtigheid aan het openlijk geweld evenmin sprake is.
De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde.