ECLI:NL:RBDHA:2022:2649

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
NL21.13446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid relaas over problemen met invloedrijke oom en cult

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Nigeriaanse man, had een asielaanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte de problemen met de invloedrijke oom van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser had verklaard dat hij door zijn oom, die lid is van een cult, werd mishandeld en bedreigd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser tegenstrijdige en ongerijmde verklaringen had afgelegd over de macht van zijn oom en de cult. Bovendien had eiser onvoldoende bewijs geleverd dat hij bij terugkeer naar Nigeria vreest voor de jeugd van Iguomon, aangezien hij eerder was vrijgesproken van beschuldigingen door hen.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris niet verplicht was om een forensisch medisch onderzoek (FMO) aan te bieden, omdat de geloofwaardigheidsbeoordeling van eiser al op goede gronden was gemaakt. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als ongegrond verklaard en het beroep van eiser verworpen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.13446

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

ProcesverloopBij besluit van 19 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.K. Umar. De gemachtigde van verweerder is middels een beeldverbinding verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten. Op 22 december 2019 heeft hij voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 9 april 2020 niet in behandeling genomen, omdat Italië daarvoor verantwoordelijk is. Bij uitspraak van 11 juni 2020 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1] Bij brief van 25 augustus 2020 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat eiser in beginsel zal worden toegelaten tot de nationale procedure, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten.
2. Op 29 augustus 2020 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is in 2007 bij zijn oom gaan wonen nadat zijn vader was overleden. De oom van eiser is een machtige man die in het leger zit en behoort tot de [naam2] cult (hierna: de [naam2]). Omdat eiser door zijn oom werd mishandeld en steeds werd bedreigd met het opgesloten worden in barakken, liep hij in 2011 weg en is hij gaan wonen in een onafgemaakt huis in een bos in Iguomon waar zijn oom hem niet kon vinden. In Iguomon werd eiser door jongeren, die ook lid zijn van de [naam2], beschuldigd van het stelen van een geit. Eiser werd vanwege deze beschuldiging drie dagen opgesloten in een kamer, maar daarna is hij vrijgesproken door de chief priester. In 2014 heeft eisers oom tegen eisers moeder gezegd dat hij eiser nog steeds in de barakken wil opsluiten. Eiser is daarna gevlucht uit Nigeria.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [2] De identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser acht verweerder geloofwaardig evenals de problemen met de jeugd van Iguomon. Verweerder concludeert dat eiser echter niet te vrezen heeft voor deze jeugd bij terugkeer naar Nigeria. Eisers problemen met zijn invloedrijke oom acht verweerder niet geloofwaardig, omdat eiser daarover tegenstrijdige, opmerkelijke en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd.
4. Eiser voert, kort samengevat, daartegen aan dat verweerder ten onrechte de problemen met zijn invloedrijke oom ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft voldoende verklaard over de macht van zijn oom, zijn betrokkenheid bij de [naam2] en de bedreigingen. Anders dan verweerder overweegt, heeft eiser geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Verder had verweerder een FMO [3] moeten opstarten, omdat de littekens van eiser de wrede mishandelingen door zijn oom onderbouwen. Ten aanzien van de problemen met de jeugd van Iguomon voert eiser aan dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten aan de hand van landeninformatie te onderzoeken of de Nigeriaanse autoriteiten bescherming bieden aan personen die vrezen voor acties van cults. Eiser beroept zich tot slot op het algemeen ambtsbericht inzake Nigeria van maart 2021 en het rapport van de EUAA [4] over de veiligheidssituatie in Nigeria van juni 2021.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Problemen met invloedrijke oom
5. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser onvoldoende inzichtelijk heeft verklaard over de macht van zijn oom. Verweerder heeft het bevreemdend kunnen vinden dat eiser niet weet wat de rang van zijn oom is in het leger en dat uit zijn verklaringen over de werkzaamheden bij een checkpoint niet af te leiden valt dat zijn oom een hoge positie in het leger bekleedt. De enkele stelling dat soldaten ongeacht rang of positie machtig zijn in Nigeria heeft verweerder niet hoeven volgen, nu dit niet nader is onderbouwd. Dat eiser door zijn oom onder de duim werd gehouden, maakt ook niet dat van eiser niet mag worden verwacht dat hij meer kan verklaren over waaruit de door hem gestelde macht van zijn oom blijkt. Verder heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet veel weet over de [naam2] en wat zijn oom deed voor de [naam2]. De verwijzingen in beroep naar algemene rapportages over de [naam2] en andere cults, doen niet af aan de tegenwerping dat eiser onvoldoende heeft verklaard over de [naam2]. Verweerder heeft het vreemd kunnen achten dat eiser niet veel weet over de [naam2], vanwege de wijze waarop deze cult zich profileert in Nigeria en de gestelde problemen. De stelling van eiser in beroep dat hij weet dat het een machtige organisatie is en dat meer informatie voor hem niet belangrijk was, is daarom onvoldoende. Verweerder heeft daarnaast kunnen overwegen dat het bevreemding wekt dat eiser stelt dat zijn oom machtig was binnen de [naam2], maar niet weet wat zijn oom voor de cult deed. Daarbij heeft verweerder ook niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet heeft kunnen voordoen of omschrijven hoe leden van de [naam2] elkaar de hand schudden, nu eiser heeft verklaard dat zij hieraan te herkennen zijn. Dat eiser christen is en geen teken aan de duivel wil geven, laat onverlet dat eiser de wijze van handen schudden ook zou kunnen omschrijven. Ten aanzien van de stelling dat eiser dit niet zou kunnen omschrijven gelet op zijn geringe schoolopleiding heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte opgemerkt dat het schudden van een hand iets basaals is en dat daarom van eiser wel mag worden verwacht dat hij dit kan omschrijven.
6. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte tegengeworpen dat niet valt in te zien dat eiser na het vertrek uit het huis van zijn oom in dezelfde woonomgeving - binnen twee uur wandelafstand - is gebleven en deel heeft genomen aan het publieke leven door te werken in een carwash. Dat de carwash een plaats bij de rivier was waar auto’s met emmers water uit de rivier werden gewassen, laat onverlet dat eiser door zijn werkzaamheden kon worden opgespoord door zijn oom. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser een risico heeft genomen door ’s nachts bij zijn moeder langs te gaan om geld van haar te ontvangen, nu eiser heeft verklaard dat hij bij zijn moeder vindbaar zou zijn voor zijn oom en daarom niet bij haar kon verblijven. Ten aanzien van eisers stelling dat zijn moeder geen telefoon had waardoor er geen andere afspraak kon worden gemaakt, heeft verweerder ter zitting niet ten onrechte opgemerkt dat eiser heeft verklaard na zijn vertrek uit Nigeria nog contact te hebben met zijn moeder. Gelet daarop is niet gebleken dat eiser niet op enige wijze of met hulp van een derde persoon een afspraak met zijn moeder kon maken om elkaar elders te ontmoeten voor de ontvangst van het geld.
7. Gelet op het bovenstaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser ongeloofwaardig heeft verklaard over de problemen met zijn invloedrijke oom. De hiervoor besproken tegenwerpingen zijn voldoende om verweerders conclusie te dragen. Wat verder nog aan eiser is tegengeworpen met betrekking tot de geloofwaardigheid van het relaas en wat eiser daartegen heeft aangevoerd, behoeft daarom geen bespreking meer.
FMO
8. Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Procedurerichtlijn [5] regelt de lidstaat een medisch onderzoek naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade wanneer de beslissingsautoriteit dit voor de beoordeling van een verzoek om internationale bescherming relevant acht. Dit is in de Nederlandse regelgeving vastgelegd in artikel 3.109e, eerste lid, van het Vb. [6] Verweerder heeft in paragraaf C1/4.4.4. van de Vc [7] en werkinstructie 2016/14 nader uitgewerkt in welke gevallen hij een forensisch medisch onderzoek aanbiedt. Hieruit volgt dat op het moment dat verweerder een FMO opstart, verweerder een eerste beoordeling heeft gemaakt ten aanzien van de geloofwaardigheid van het asielrelaas en verweerder een FMO van belang acht voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling en de vraag of de aanvraag ingewilligd of afgewezen wordt. In dergelijke gevallen is een FMO relevant.
9. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een FMO naar de littekens van eiser niet van doorslaggevend belang is in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft daarbij erop gewezen dat eiser tegenstrijdige, opmerkelijke en ongerijmde verklaringen heeft afgelegd over zijn oom die de littekens zou hebben veroorzaakt. Omdat de geloofwaardigheidsbeoordeling de toets in rechte kan doorstaan, is verweerder op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat een FMO niet relevant kan zijn, zodat er geen verplichting bestond om eiser deze aan te bieden.
Problemen met de jeugd van Iguomon
10. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet valt in te zien waarom eiser bij terugkeer naar Nigeria vreest voor de jeugd van Iguomon. Verweerder heeft daarbij niet ten onrechte overwogen dat eiser is vrijgesproken door de chief priester en dat eiser niet heeft onderbouwd waarom hij verwacht dat hij opnieuw valselijk zal worden beschuldigd door de jeugd. Nu eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt, heeft verweerder ook niet hoeven onderzoeken of de Nigeriaanse autoriteiten bescherming bieden aan mensen die vrezen voor cults.
Conclusie
11. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL20.8584.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Forensisch medisch onderzoek.
4.European Union Agency for Asylum.
5.Richtlijn 2013/32/EU.
6.Vreemdelingenbesluit 2000.
7.Vreemdelingencirculaire 2000.