ECLI:NL:RBDHA:2022:2650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
NL21.20280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van homoseksuele geaardheid en geloofwaardigheid van het asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Kameroense man, een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend op basis van zijn homoseksuele geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig werden geacht. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. G.T. Cambier, en een tolk, A. Madu. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in het verleden al een asielaanvraag had ingediend, die was afgewezen, en dat hij in 2021 een opvolgende aanvraag had ingediend, waarin hij stelde dat hij homoseksueel is en problemen heeft ondervonden in Kameroen vanwege zijn geaardheid.

De rechtbank heeft de argumenten van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid oppervlakkig en niet overtuigend waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser onvoldoende gedetailleerde en persoonlijke verklaringen heeft afgelegd over zijn ervaringen en de gevolgen van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet in staat was om diepgaande verklaringen te geven over zijn relaties en de impact daarvan op zijn leven.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.20280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

ProcesverloopBij besluit van 28 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.20281, op 18 februari 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Madu. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Kameroense nationaliteit te bezitten. Op 22 december 2019 heeft eiser voor het eerst een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 2 april 2020 heeft verweerder deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Spanje op grond van de Dublinverordening [1] verantwoordelijk was voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Verweerder heeft op 24 augustus 2020 dit besluit ingetrokken en eiser alsnog opgenomen in de nationale procedure omdat de overdrachtstermijn [2] inmiddels was verstreken.
2. Bij besluit van 11 november 2020 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 22 december 2019 afgewezen als ongegrond. Het daartegen ingediende beroep is door deze rechtbank en zittingsplaats op 30 april 2021 ongegrond verklaard. [3] Nu eiser hiertegen geen rechtsmiddel heeft aangewend, staat het besluit van 11 november 2020 in rechte vast.
3. Op 26 mei 2021 heeft eiser deze opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is. Hij is in Kameroen betrapt, waarna hij gevangen is gezet. Met hulp is hij vrijgekomen uit de gevangenis. Daarna is hij uit Kameroen gevlucht.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Homoseksuele geaardheid;
  • Problemen als gevolg van seksuele geaardheid.
5. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. De gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder stelt daartoe dat eiser summier, algemeen en niet overtuigend heeft verklaard over (het proces van de ontdekking van) zijn seksuele geaardheid. Daarnaast verklaart eiser oppervlakkig over zijn voormalige relatie met [naam2] in Kameroen en zijn huidige relatie in Nederland. Eiser is weliswaar enigszins op de hoogte van de situatie voor LHBTI’s in Nederland en bezit ook voldoende kennis van de situatie in Kameroen. Deze verklaringen kunnen echter in onderlinge samenhang bekeken niet tot de geloofwaardigheid van eisers seksuele gerichtheid leiden. Tot slot heeft eiser ongeloofwaardig verklaard over de problemen als gevolg van zijn seksuele geaardheid. Eiser kan slechts algemeen verklaren over de gebeurtenissen die hem zijn overkomen nadat hij een keer was betrapt met [naam2], aldus verweerder. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. [4]
6. Op wat eiser hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Eiser voert allereerst aan dat verweerder bij zijn besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met de nadere toelichting die eiser in de aanvullingen en correcties en de zienswijze heeft gegeven. Dit volgt de rechtbank niet.
8. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser beoordeeld aan de hand van de Werkinstructie (WI) 2014/10. In paragraaf 3.2.1.1. van de WI 2014/10 staat vermeld:

Komt de vreemdeling in de correcties en aanvullingen terug op eerdere verklaringen, dan mag van hem een deugdelijke verklaring worden verwacht waarom hij daarop terugkomt. Als hij zijn verklaringen aanvult of corrigeert, dan zal hij afdoende moeten verklaren waarom volgens hem het rapport van gehoor niet klopt.”.
Gelet hierop lag het op de weg van eiser om bij zijn (uitgebreide) correcties en aanvullingen een afdoende verklaring te geven waarom volgens hem het rapport van gehoor opvolgende aanvraag (hierna: het rapport) niet klopt.
9. Bij de correcties en aanvullingen heeft eiser als verklaring gegeven dat het hem bijzonder zwaar valt om over zijn seksuele geaardheid en wat hem is overkomen te praten. Ter zitting heeft eiser hieraan toegevoegd dat hij bang was en dat hij een goede vertrouwensband met iemand moet hebben voordat hij over zijn seksuele geaardheid kan verklaren. Deze vertrouwensband heeft hij wel met zijn gemachtigde, wat heeft geresulteerd in uitgebreide correcties en aanvullingen. Deze uitleg heeft verweerder onvoldoende kunnen achten. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd uiteengezet dat eiser tijdens zijn gehoor de gelegenheid heeft gekregen om zijn asielaanvraag toe te lichten. Vervolgens zijn tijdens dat gehoor vragen aan eiser gesteld. Uit het rapport blijkt ook dat verweerder op verklaringen van eiser heeft doorgevraagd en dat vragen op andere wijze zijn gesteld. Niet is gesteld of gebleken dat verweerder daarbij is uitgegaan van een onjuist referentiekader. Uit het rapport blijkt verder ook dat eiser meermaals is gerustgesteld. Dit wordt door eiser niet betwist. Als voorbeeld heeft eiser genoemd dat hij het lastig vond om te verklaren over wat hem in de gevangenis is overkomen. Verweerder heeft echter niet ten onrechte opgemerkt dat eiser juist over deze gebeurtenissen ruim heeft verklaard en dat zijn verklaringen hierover ook niet aan hem zijn tegengeworpen. Dit voorbeeld kan dan ook niet tot een andere conclusie leiden. Eiser heeft voor het overige niet nader onderbouwd waaruit zou blijken dat het rapport niet klopt en dat daarom meer waarde aan de correcties en aanvulling dient te worden toegekend. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in wat eiser heeft aangevoerd ook geen aanleiding hoeven zien om nader onderzoek te verrichten door middel van een aanvullend gehoor. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Voor de beoordeling van asielaanvragen waarbij seksuele geaardheid als asielmotief wordt aangevoerd, hanteert verweerder WI 2019/17. Hierin staat dat aan de hand van vijf thema’s (het privéleven, huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst en contact met of kennis van LHBTI-groepen, contact met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst) wordt beoordeeld of van de geloofwaardigheid van de gestelde geaardheid van de betrokkene uit kan worden gegaan. In het algemeen ligt het zwaartepunt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst en hoe diens ervaringen in het algemeen beeld passen. Dit geldt temeer als een vreemdeling – zoals eiser – afkomstig is uit een land waar een LHBTI-gerichtheid maatschappelijk onacceptabel of strafbaar gesteld is. Volgens paragraaf 3 van de WI 2019/17 beziet verweerder de verklaringen van de vreemdeling over zijn gestelde seksuele gerichtheid steeds in hun onderlinge samenhang. Niet alleen wat betreft voormelde elementen en het gewicht dat verweerder hecht aan de beantwoording door de vreemdeling van vragen over één of meer van die elementen, maar ook in het licht van de overige omstandigheden, zoals de overige verklaringen van een vreemdeling (in de huidige of voorgaande procedure(s)) en door hem verstrekte gegevens. De rechtbank acht deze wijze van beoordeling van de geloofwaardigheid van de gestelde seksuele geaardheid aanvaardbaar.
11. Verweerder heeft de gestelde homoseksualiteit niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat eisers verklaringen oppervlakkig en van algemene aard zijn. Zoals reeds hiervoor is overwogen, blijkt uit het rapport dat de gehoormedewerker herhaaldelijk heeft doorgevraagd over eisers eigen ervaring en persoonlijke beleving van zijn seksuele gerichtheid. Eiser komt met zijn verklaringen echter niet verder dan antwoorden als dat hij blij was om te bemerken dat hij gevoelens kreeg voor jongens. [5] Hij had zichzelf ontdekt. Ook heeft eiser op de vraag of hij kan toelichten wat hij bedoelt met dat het moeilijk voor hem was om zijn relatie geheim te houden, geantwoord dat hij bang was om mishandeld te worden en naar de gevangenis te worden gebracht. [6] Eiser heeft met deze verklaringen niet inzichtelijk gemaakt wat het voor hem heeft betekend om te ontdekken dat hij op mannen viel en een relatie met een man te onderhouden in een maatschappij waar homoseksualiteit niet is toegestaan. Mede gelet op wat de rechtbank onder 9 heeft overwogen, mocht verweerder van eiser verwachten dat hij hierover meer kon verklaren dan hij heeft gedaan.
12. Eiser is ook niet in staat gebleken om diepgaande, op de persoon toegespitste verklaringen af te leggen. Zo heeft eiser over [naam2] verklaard dat [naam2] de meest mooie persoon is die hij in zijn leven heeft ontmoet. [7] Hij was heel aardig, liefdevol en zorgzaam. Alles was goed. Hij kan geen dingen noemen die minder leuk waren. Eiser heeft nooit met [naam2] over homoseksualiteit gesproken en hij wist ook niet dat [naam2] homoseksueel was tot hij eiser zoende. [8] Verweerder heeft kunnen concluderen dat deze verklaringen eisers seksuele gerichtheid niet geloofwaardig maken. Eiser heeft verder niet betwist dat hij summier heeft verklaard over zijn huidige relatie. De stelling dat dit niet aan eiser kan worden toegerekend, omdat zijn huidige partner niet wilde worden betrokken bij eisers asielprocedure, slaagt niet. Niet valt in te zien dat eiser niet meer had kunnen verklaren over de persoonlijkheid van zijn huidige partner of de aard van hun relatie zonder inbreuk te maken op de privacy van zijn huidige partner. Dat eiser niet diepergaand heeft verklaard dan hij heeft gedaan, komt dan ook voor zijn rekening en risico.
13. Verweerder heeft zich tot slot voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers kennis over de positie van LHBTI’s in Nederland en Kameroen niet alsnog tot de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas kan leiden. Eiser heeft deze motivering in beroep niet weerlegd.
14. De problemen vanwege eisers homoseksuele geaardheid heeft verweerder eveneens niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft terecht als tegenstrijdigheid aangemerkt dat eisers verklaring dat hij met [naam2] studeerde in de periode van 2016-2018 niet strookt met wat eiser op 3 november 2020 tijdens het eerste gehoor heeft verklaard. In dat gehoor had eiser immers verklaard dat hij in 2015 is gestopt met school, nadat zijn moeder is overleden. Dat eiser tijdelijk is gestopt om te werken en in 2016 weer naar school is gegaan, heeft verweerder terecht geen afdoende verklaring geacht. Verweerder heeft daar terecht over opgemerkt dat het voor de hand ligt dat eiser over zijn gehele schoolgang verklaart wanneer hem wordt gevraagd van wanneer tot wanneer hij een opleiding heeft genoten. Eiser heeft het bestreden besluit voor het overige op dit punt niet gemotiveerd bestreden.
15. Het betoog dat sprake is van ‘détournement de pouvoir’ slaagt niet. Het is de taak van verweerder om een geloofwaardigheidsbeoordeling te verrichten bij een asielaanvraag. Daarbij betrekt verweerder alle voor die beoordeling relevante feiten en omstandigheden. Gelet op wat de rechtbank onder 9 heeft overwogen, heeft verweerder daarbij – anders dan eiser stelt – voldoende acht geslagen op de door eiser afgelegde verklaringen en ingediende aanvullingen en correcties.
16. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.N.H. de Zeeuw, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Als bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
3.Zaaknummer NL20.19891 (niet gepubliceerd).
4.Met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000.
5.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 9.
6.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 14.
7.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 12.
8.Rapport gehoor opvolgende aanvraag, p. 12 en 13.