ECLI:NL:RBDHA:2022:2656

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
NL22.356
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 1 februari 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. S.N. Ali, en de heer Benkita als tolk aanwezig was. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar de voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, NL22.355, op dezelfde datum uitspraak gedaan, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.356
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S.N. Ali), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F.F.M. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL22.355, op 1 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Benkita. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL22.355, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
07 februari 2022
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [nummer]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.