ECLI:NL:RBDHA:2022:2658
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 1 februari 2022, maar verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, maar na afloop van de zitting werd direct uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een andere zaak (NL22.77) die betrekking had op het beroep van verzoeker. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 februari 2022 en is bekendgemaakt op 7 februari 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.