Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
Randstad Groep Nederland B.V., gevestigd te Diemen,
(gemachtigde: J. Koenderink).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 juli 2020, waarin zijn bezwaar tegen het primaire besluit van 31 oktober 2019 ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig zijn opgesteld en niet tegenstrijdig zijn. Eiser heeft aangevoerd dat de rapporten feitelijke onjuistheden bevatten en dat hij niet in staat is om te werken, maar de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 9 juni 2015 tot 28 februari 2017 werkzaam is geweest en dat hij na een periode van werkloosheid en ziekte een WIA-uitkering heeft aangevraagd. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen gevolgd en geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de artsen de ernst van de klachten op de datum in geding (12 november 2019) hebben onderschat. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.