ECLI:NL:RBDHA:2022:2767
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid van eiser na herziening door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WIA-uitkering van eiser, die per 30 december 2019 was toegekend. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) dat zijn uitkering per 20 januari 2021 zou eindigen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit besluit was vervangen door een tweede bestreden besluit, waarin de WIA-uitkering ongewijzigd werd voortgezet. Eiser voerde aan dat zijn medische situatie onvoldoende was erkend en dat hij meer beperkingen had dan door het UWV werd aangenomen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de beperkingen van eiser adequaat waren weergegeven. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor het aannemen van meer beperkingen of een urenbeperking. De rechtbank heeft het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. Tevens werd bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- door verweerder moest worden vergoed.