In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Indiase vreemdeling. Eiser, die de Indiase nationaliteit bezit, was op 2 februari 2022 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze maatregel behandeld op 16 maart 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde via videoverbinding aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de feitelijke gronden voor de bewaring niet heeft bestreden, maar wel enkele beroepsgronden heeft aangevoerd. Eiser betoogde onder andere dat het bestreden besluit geen elektronische handtekening bevatte en dat er geen inzicht was gegeven in het uitzettingsproces. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, onder andere omdat het bestreden besluit wel degelijk was voorzien van een elektronische handtekening en er voldoende informatie was over de uitzetting naar India. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op 30 maart 2022.