ECLI:NL:RBDHA:2022:2825

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
NL22.3515
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Indiase vreemdeling. Eiser, die de Indiase nationaliteit bezit, was op 2 februari 2022 in bewaring gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen deze maatregel behandeld op 16 maart 2022, waarbij eiser en zijn gemachtigde via videoverbinding aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de feitelijke gronden voor de bewaring niet heeft bestreden, maar wel enkele beroepsgronden heeft aangevoerd. Eiser betoogde onder andere dat het bestreden besluit geen elektronische handtekening bevatte en dat er geen inzicht was gegeven in het uitzettingsproces. De rechtbank heeft deze argumenten verworpen, onder andere omdat het bestreden besluit wel degelijk was voorzien van een elektronische handtekening en er voldoende informatie was over de uitzetting naar India. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en openbaar gemaakt op 30 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.3515

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C. de Jong),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op grond van artikel 94, eerste lid, van de Vw van de bewaring in kennis gesteld. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld beroep. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2022 op zitting behandeld in Breda. Eiser, zijn gemachtigde en de tolk, T.M. Butt, namen deel via een videoverbinding. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1990 en de Indiase nationaliteit te bezitten.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de feitelijke juistheid van de bewaringsgronden niet heeft bestreden. Wat eiser wel tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd wordt hieronder besproken.
Voortraject
4. Eiser betoogt dat uit het proces-verbaal van staandehouding blijkt dat eiser is overgedragen door collega’s van de politie aan de verbalisanten, maar dat de staandehouding door deze collega’s niet is neergelegd in een (ambtsedig) proces-verbaal.
5. Uit het proces-verbaal van staandehouding van 2 februari 2022 blijkt dat eiser slapend was aangetroffen in een portiek en niet beschikte over een geldig legitimatiebewijs. De verbalisant ging over tot staandehouding op 2 februari 2022 om 07:25 uur, nadat hij om 07:00 uur opdracht had gekregen van de wachtcommandant om zich te begeven naar de plaats waar eiser zich bevond. Collega’s van het basisteam hadden eiser eerder gecontroleerd. Daaruit blijkt niet dat deze collega’s eiser hadden staandegehouden. Deze beroepsgrond treft geen doel.
Ondertekening maatregel inbewaringstelling
6. Eiser betoogt dat het bestreden besluit geen (elektronische) handtekening bevat en om die reden onrechtmatig is.
7. De rechtbank heeft in het digitale dossier gecontroleerd of het bestreden besluit is voorzien van een elektronische handtekening en vastgesteld dat dit inderdaad het geval is. Ook deze beroepsgrond treft geen doel.
Traject uitzetting
9. Eiser voert aan dat verweerder geen inzicht heeft gegeven in het traject van uitzetting. Uit de stukken blijkt dat verweerder enerzijds werkt aan uitzetting naar India, maar anderzijds ook heeft geïnformeerd bij de Poolse autoriteiten of eiser tot dat land zal worden toegelaten.
10. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat verweerder de keus heeft gemaakt om eiser uit te zetten naar India: op 10 maart 2022 heeft een presentatie plaatsgevonden bij de Indiase vertegenwoordiging, er is een laissez-passer toegezegd en op 15 maart 2022 is een vliegreis aangevraagd. Verweerder legt uit dat eiser al eerder een bevel heeft gekregen om naar Polen te gaan, maar daaraan geen gevolg heeft gegeven.
11. De rechtbank stelt allereerst vast dat op 2 februari 2022 een terugkeerbesluit is uitgevaardigd waarin India als land van terugkeer staat vermeld. Dit besluit staat in rechte vast. Verder blijkt uit de stukken dat eiser op 10 oktober 2021 een terugkeerbevel heeft gekregen, maar dat hij op 26 januari 2022 alweer in Nederland is aangetroffen en ook toen is staandegehouden vanwege illegaal verblijf. Weliswaar zegt eiser daarop dat hij inderdaad is teruggekeerd naar Polen, maar dit heeft hij niet onderbouwd. Bovendien is hij vanaf 26 januari 2022 weer aangetroffen in Nederland. Dit alles rechtvaardigt de keus van verweerder om te werken aan uitzetting van eiser naar India, ook al zegt eiser dat hij nu (wel) naar Polen wil worden uitgezet. Uit de toelichting van verweerder ter zitting blijkt voldoende dat voortvarend wordt gewerkt aan eisers uitzetting naar India en dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Voor zover eiser dat met zijn beroepsgrond heeft willen bestrijden, treft deze grond geen doel.
Slotsom
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.