ECLI:NL:RBDHA:2022:284

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
NL21.12377
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van statushouder en procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, een statushouder van Syrische nationaliteit, en zijn minderjarige zoon. Eiser had op 2 juli 2021 een nieuwe asielaanvraag ingediend, nadat hij eerder op 8 november 2017 een asielvergunning had verkregen die geldig was tot 8 november 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze nieuwe aanvraag echter niet-ontvankelijk verklaard, omdat er al een verblijfsvergunning was verleend aan eiser en zijn zoon.

Eiser voerde aan dat hij had vernomen dat zijn verblijfsvergunning zou worden ingetrokken, wat zou leiden tot een situatie waarin hij en zijn zoon op straat zouden komen te staan zonder recht op opvang. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat hij met de procedure niet in een gunstiger verblijfsrechtelijke positie kan komen zolang hij nog in het bezit is van een asielvergunning. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.12377

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], V-nummer: [nummer], eiser

mede namens zijn minderjarige zoon:
[Naam 2], V-nummer: [Nummer 2]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

ProcesverloopBij besluit van 23 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geb. datum 1] 1974 en bezit de Syrische nationaliteit. Zijn zoon is geboren op [Geb. datum 2] 2010 en bezit eveneens de Syrische nationaliteit.
2. Eiser heeft op 8 november 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Bij besluit van 8 november 2017 heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De verleende verblijfsvergunning heeft een geldigheidsduur van 8 november 2017 tot 8 november 2022.
3. Eiser heeft op 2 juli 2021 opnieuw een asielaanvraag ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen als niet-ontvankelijk op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw, omdat aan eiser en zijn zoon al een verblijfsvergunning asiel is verleend. Hierdoor ziet verweerder geen aanleiding om de asielaanvraag inhoudelijk te beoordelen op inwilligbaarheid.
4. Eiser voert daartegen aan dat hij van verweerder heeft vernomen dat zijn verblijfsvergunning asiel zal worden ingetrokken. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat eiser en zijn zoon op straat komen te staan, omdat zij geen recht meer hebben op opvang en er geen alternatieve huisvesting beschikbaar is. Zij zullen aangewezen zijn op crisisopvang. Van de gemeenten [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] heeft eiser vernomen dat het ongeveer zes weken kan duren voordat een plaats voor hem en zijn zoon beschikbaar zal zijn in de crisisopvang.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De bestuursrechter moet ambtshalve, dat wil zeggen: uit eigen beweging, beoordelen of er sprake is van procesbelang. Van procesbelang kan worden gesproken als de indiener met de procedure in een gunstiger positie kan komen.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen procesbelang bij zijn beroep. Zolang hij nog in het bezit is van een asielvergunning, kan hij met een beroep tegen de afwijzing van zijn nieuwe asielaanvraag niet in een gunstiger verblijfsrechtelijke positie komen. Een beroep tegen deze afwijzing kan ook niet leiden tot het afzien door verweerder van een mogelijke intrekking, dan wel tot een aanspraak op huisvesting. Nu eiser (nog steeds) statushouder is, heeft hij op grond van de Huisvestingswet 2014 al recht op huisvesting.
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.