ECLI:NL:RBDHA:2022:2969

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
NL21.18117
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van medische omstandigheden en 15c-situatie Venezuela

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Venezolaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de medische situatie van de eiser niet voldoende is om asiel te verlenen. Eiser heeft aangevoerd dat hij lijdt aan nierproblemen en HIV, en dat hij bij terugkeer naar Venezuela geen adequate medische zorg kan krijgen, wat zou leiden tot ernstige schade aan zijn gezondheid.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de medische situatie van eiser niet kan leiden tot het verlenen van asiel. De rechtbank heeft opgemerkt dat een beroep op artikel 3 van het EVRM wegens medische nood in een andere procedure moet worden beoordeeld, en dat eiser reeds uitstel van vertrek is verleend. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de algemene situatie in Venezuela niet zodanig ernstig is dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer.

De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.18117

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T. Neijzen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Radema).

ProcesverloopBij besluit van 16 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens heeft verweerder op grond van artikel 64 van de Vwaan eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend voor de duur van maximaal zes maanden, of zoveel korter tot het moment waarop op artikel 64 van de Vw is beslist.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 maart 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen V. Duivensteijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt de Venezolaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1981. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij medische problemen heeft en gelet op de algemene situatie in Venezuela ernstige schade zou ondervinden als hij teruggestuurd zou worden naar dat land. Eiser heeft nierproblemen en is HIV-positief. Hij stelt zich op het standpunt dat als hij teruggestuurd wordt naar Venezuela hij geen passende behandeling voor HIV zal kunnen krijgen en niet zal kunnen voorzien in zijn basisbehoeften. Dit zal resulteren in blijvende schade aan zijn nieren en ontwikkelingen in zijn ziekteverloop die dodelijk kunnen zijn.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat dit element geloofwaardig is. Echter heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft wegens een van de vervolgingsgronden uit het Vluchtelingenverdrag. [2] Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat de algemene situatie in Venezuela niet zodanig ernstig is dat eiser een reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat hij alleen al door zijn aanwezigheid in Venezuela een risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. [3] Het geweld in Venezuela en de zeer ernstige tekortkomingen in de noodzakelijke bestaansbehoeften zijn zo erg dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (15c-situatie). Eiser wijst erop dat de Venezolaanse autoriteiten een oorlog tegen de eigen burgers aan het voeren zijn. Verweerder heeft, mede gelet op de overgelegde informatie, onvoldoende gemotiveerd waarom er in Venezuela geen sprake is van een 15c-situatie. Daarnaast heeft eiser ter zitting aangevoerd dat hij wegens zijn geaardheid, zijn werkzaamheden als advocaat en zijn medische situatie, in samenhang bezien met de algemene situatie in Venezuela, bij terugkomst naar dat land in een situatie terechtkomt die in strijd is met artikel 3 EVRM.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Medische situatie
4. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht heeft overwogen dat eisers beroep op zijn medische situatie niet kan leiden tot het verlenen van een asielvergunning. Een beroep op artikel 3 EVRM wegens medische nood wordt beoordeeld in het kader van een procedure om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw of een reguliere medische vergunning en niet in het kader van het recht op asielbescherming. [4] De rechtbank merkt in dat verband op dat aan eiser reeds uitstel van vertrek is verleend in afwachting van de beslissing over de toepassing van artikel 64 van de Vw. Verweerder heeft dan ook mogen stellen dat eisers beroep op medische nood in een andere procedure moet worden beoordeeld.
15c-situatie
5. De rechtbank overweegt dat verweerder zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat de veiligheids- en humanitaire situatie in Venezuela weliswaar zorgelijk is, maar dat niet gebleken is dat er sprake is van een zodanige mate van geweld dat er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar Venezuela aldaar enkel door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt het slachtoffer te worden van dat geweld. Daarbij heeft verweerder terecht verwezen naar zijn brief van 25 augustus 2020. [5] In deze brief is onder meer te lezen dat ondanks het feit dat repressie in het hele land plaatsvindt, uit het ambtsbericht ook volgt dat de Venezolanen het grootste deel van de verslagperiode een gangbaar leven konden leiden, mits ze niet te veel in het kwade
daglicht van de Venezolaanse autoriteiten kwamen te staan. Uit de door eiser aangehaalde algemene bronnen volgt weliswaar dat er in Venezuela sprake is van humanitaire problemen en dat de veiligheidssituatie daar precair is, maar van een burgeroorlog is geen sprake. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er in Venezuela momenteel geen sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn en dat eiser het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt.
Persoonlijke omstandigheden en beroep op artikel 3 EVRM
6. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij wegens zijn persoonlijke omstandigheden, namelijk zijn geaardheid, zijn werkzaamheden als advocaat en zijn medische situatie, in samenhang bezien met de algemene situatie in Venezuela, bij terugkomst naar dat land risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. De rechtbank merkt op dat eiser in zijn zienswijze en beroepsgronden niet heeft bestreden dat verweerder in het bestreden besluit alleen eisers identiteit, nationaliteit en herkomst als relevant element heeft aangemerkt. In de zienswijze en de beroepsgronden heeft eiser zijn persoonlijke omstandigheden kort aangestipt, maar pas ter zitting heeft hij aangevoerd dat hij vrees heeft voor ernstige schade gelet op deze omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder ter zitting voldoende gemotiveerd is ingegaan op dit standpunt van eiser. Wat betreft eisers medische situatie en de algemene situatie in Venezuela zijn deze reeds hierboven besproken. Verder heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser in Venezuela weliswaar problemen heeft ondervonden wegens zijn homoseksuele geaardheid en zijn werkzaamheden als advocaat, maar zich desondanks staande heeft kunnen houden. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser jarenlang bij de overheid heeft gewerkt en zelf ontslag heeft genomen. Eiser stelt daarnaast dat hij vermoedt dat hij op een verraderslijst staat, maar verweerder heeft kunnen stellen dat eiser meermalen legaal is in- en uitgereisd. Verder heeft verweerder bij zijn besluit mogen betrekken dat eiser niet door de autoriteiten gezocht wordt en dat hij reeds lange tijd in Nederland verbleef maar niet eerder asiel heeft aangevraagd. Tot slot is de rechtbank het met verweerder eens dat eiser niet voldoende onderbouwd heeft dat hij wegens zijn politieke overtuiging in aanmerking komt voor een asielvergunning. Dat ook dit een relevant element in het asielrelaas zou zijn, is niet eerder gesteld. Daarbij heeft verweerder mogen betrekken dat eiser weliswaar voor collega’s opkwam, maar dat dit niet voldoende is om aan te merken als een politieke overtuiging. De stelling van eiser dat een mening al snel politiek is, maakt dit niet anders.
Wat is de conclusie?
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder kunnen concluderen dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
8. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Kurzawa, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, artikel 1A.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Zie de Werkinstructie van de IND 2018/16, p. 4 en de brief van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aan de Tweede Kamer van 11 april 2017, (Kamerstuk 19637, nr. 2312 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl).
5.Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 19 637, nr. 2649.