ECLI:NL:RBDHA:2022:3059

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
NL21.10919
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en geloofwaardigheid van rekrutering door de PLO

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Jordaanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De staatssecretaris baseerde zijn afwijzing op de onbetrouwbaarheid van eisers relaas over rekrutering door de Palestinian Liberation Organisation (PLO). Eiser stelt dat hij door de PLO is benaderd vanwege de hoge functie van zijn overleden vader binnen de organisatie. Na zijn weigering om samen te werken, werd hij bedreigd en ontvoerd door de Jordaanse politie. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geloofwaardigheid van eisers verhaal. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris zich heeft gebaseerd op een twintig jaar oude bron, terwijl er actuele en relevante informatie beschikbaar is die de mogelijkheid van rekrutering door de PLO ondersteunt. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zijn onderzoeksplicht heeft geschonden en vernietigt het bestreden besluit. Eiser heeft recht op een nieuw besluit waarin de PLO en de rekrutering opnieuw worden onderzocht. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris tevens in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10919

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. de Boo).

ProcesverloopBij besluit van 13 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen dhr. O. Al Othman. Verweerder is, met voorafgaand bericht van verhindering, niet verschenen. De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak met nummer NL21.10920.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser stelt van Jordaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1975. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn overleden vader een hoge functie had bij de Palestinian Liberation Organisation (PLO). Vrienden van zijn vader van de PLO wilden eiser rekruteren om informatie door te spelen aan de PLO over meningen in presidentiële paleis van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) waar hij werkte. Toen hij weigerde om mee te werken, werd hij bedreigd. Vervolgens heeft hij de VAE verlaten en is naar Jordanië gegaan. In Jordanië is hij nogmaals benaderd om voor de PLO te werken en nadat hij aangifte heeft gedaan is hij tien dagen ontvoerd door de Jordaanse politie. Zij verzochten eiser om te spioneren bij de PLO. Vervolgens is hij gevlucht.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen omdat hij zijn relaas niet geloofwaardig vindt. Verweerder gelooft wel dat eisers vader een belangrijke rol had bij de PLO en dat eiser in het presidentiële paleis van de VAE werkte, maar de problemen met de PLO en de Jordaanse autoriteiten vindt verweerder ongeloofwaardig. De verklaringen van eiser en zijn echtgenote zijn niet aannemelijk, op bepaalde punten tegenstrijdig met elkaar en komen niet overeen met gezaghebbende informatie over de PLO.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Eiser voert, kort samengevat aan, dat verweerder zijn onderzoeksplicht en samenwerkingsplicht heeft geschonden. Ten aanzien van de rekrutering door de PLO baseert verweerder zich ten onrechte op één niet gezaghebbende bron. Ook heeft verweerder ten onrechte niet aan externe geloofwaardigheidsindicatoren getoetst. Eiser en zijn echtgenote hebben verder niet tegenstrijdig verklaard. De echtgenote heeft de informatie over de problemen alleen van horen zeggen. Verder heeft verweerder ten onrechte geen rekening gehouden met culturele aspecten over de man-vrouw relatie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank oordeelt in het voordeel van eiser en overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser door de PLO is gerekruteerd. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op één bron van 20 oktober 1999 [1] . De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet onder verwijzing naar deze ene twintig jaar oude bron de (poging tot) rekrutering van eiser door de PLO ongeloofwaardig heeft kunnen achten. Daarbij is van belang dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eisers vader een van de oprichters van de PLO was, dat de PLO de familie van eiser jarenlang financieel heeft ondersteund na de dood van zijn vader en dat eiser met grote regelmaat voor zijn werk in het presidentiële paleis van de VAE kwam. Verder blijkt uit het door eiser overgelegde YouTube filmpje dat de PLO wel rekruteert, hetgeen niet door verweerder is betwist. Dat het filmpje dateert van kort na eisers problemen, doet daar niet aan af nu daarmee niet is uitgesloten dat de PLO in de periode daarvoor ook al rekruteerde. Gelet op de geloofwaardig geachte individuele aspecten en het door eiser overgelegde filmpje, was verweerder naar het oordeel van de rechtbank gehouden nader onderzoek te doen naar de PLO en eventuele rekrutering. Dat er door verweerder een aantal tegenstrijdigheden zijn geconstateerd tussen de verklaringen van eiser en zijn vrouw acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel, nu niet in geschil is dat enkel eiser door de PLO zou zijn benaderd en de vrouw van eiser heeft verklaard dat zij afhankelijk was van wat haar man haar vertelde over hoe en wanneer deze ontmoetingen plaats vonden. Gelet op het vorenstaande is verweerder tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht en zijn samenwerkingsplicht. Het bestreden besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.
4.2.
De rechtbank overweegt verder dat de rekrutering van eiser door de PLO de kern van zijn asielrelaas is en dat de beoordeling daarvan gevolgen kan hebben voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van de rest van zijn relaas. De rechtbank komt daarom niet toe aan de beoordeling van de overige elementen van het asielrelaas. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Conclusie
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat het in strijd is met artikel 3:2 van de Awb [2] . De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal nader onderzoek moeten doen naar de eventuele rekrutering door de PLO.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van
mr.F.E.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Immigration and Refugee Board of Canada,
2.Algemene wet bestuursrecht.